ECLI:NL:OGEAC:2018:29
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing over wereldinkomen van ingezetenen van Curaçao met betrekking tot WAO-uitkeringen, ABP-pensioen en uitkeringen van Loyalis
Op 1 maart 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, een ingezetene van Curaçao, in beroep was gekomen tegen aanslagen inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en AVBZ over de jaren 2008 tot en met 2012. De belanghebbende ontving verschillende uitkeringen, waaronder WAO-uitkeringen, een ABP-pensioen en uitkeringen van Loyalis. De Inspecteur der Belastingen had de aanslagen gehandhaafd, waarop de belanghebbende bezwaar maakte. De zaak draaide om de vraag of de aanslagen terecht waren opgelegd en of de bedragen correct waren vastgesteld.
Het Gerecht oordeelde dat op grond van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LvIB) natuurlijke personen die in Curaçao wonen, belast zijn voor hun totale wereldinkomen. Dit omvatte in dit geval de WAO-uitkeringen, de uitkeringen van Loyalis en het ABP-pensioen. De WAO-uitkering viel onder de heffing van het land van inwoning, terwijl het ABP-pensioen onder de heffing van Nederland viel. De belanghebbende had aangevoerd dat zij nooit op de hoogte was geweest van de belastingverplichtingen in Curaçao, maar het Gerecht verwierp dit argument.
De uitspraak benadrukte dat de uitkeringen van Loyalis, die voortvloeien uit een aanvullende verzekering, ook onder de heffing van Curaçao vallen. De Inspecteur had de aanslagen terecht opgelegd, en de belanghebbende was verplicht om premie te betalen over haar premie-inkomen. Het Gerecht verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en er staat hoger beroep open bij het Hof.