In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag over een minderjarige. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.S. Gravenstijn, heeft verzocht om het gezag te wijzigen, zodat zij alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige belast zou worden. De vader, die zonder bekende woon- of verblijfplaats was, is niet verschenen op de zitting. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 3 februari 2020 werd ingediend, gevolgd door producties en een minderjarigenverhoor op 2 juni 2020.
De feiten van de zaak tonen aan dat de minderjarige, geboren op 18 januari 2009, door de vader is erkend. De ouders zijn op 26 april 2011 in Aruba getrouwd, maar de echtscheiding werd uitgesproken op 19 juni 2017. Sinds de echtscheiding is er een gebrek aan communicatie tussen de ouders, wat heeft geleid tot de huidige situatie waarin de vader Aruba heeft verlaten zonder contactgegevens achter te laten. De moeder heeft aangegeven dat de vader geen medewerking verleent aan zaken die de minderjarige aangaan, zoals het vernieuwen van haar paspoort.
Het Gerecht overweegt dat, op basis van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, het gezamenlijk gezag kan worden beëindigd indien de omstandigheden zijn gewijzigd. In dit geval is er sprake van een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige, aangezien de vader feitelijk geen gezag uitoefent en er geen communicatie tussen de ouders is. Het belang van de minderjarige vereist dat de moeder alleen met het gezag wordt belast. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij haar eigen kosten draagt.