ECLI:NL:HR:2005:AS8525
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van gezagsbeslissing in echtscheidingszaak met betrekking tot minderjarig kind
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een echtscheidingsprocedure tussen een moeder en een vader. De moeder, verzoekster tot cassatie, had in eerste instantie bij de rechtbank te Leeuwarden een verzoek ingediend tot echtscheiding en om het ouderlijk gezag over hun minderjarig kind, geboren in 2002, alleen aan haar toe te kennen. De rechtbank heeft op 23 april 2003 de echtscheiding uitgesproken en het gezag aan de moeder toegewezen. De vader, verweerder in cassatie, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, waarbij hij verzocht om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling. Het hof heeft op 7 januari 2004 de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de moeder afgewezen, waarbij het hof oordeelde dat het gezamenlijk gezag in het belang van het kind niet in gevaar was.
De moeder heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beslissing van het hof. In de cassatieprocedure heeft de Hoge Raad de argumenten van de moeder beoordeeld, waarbij zij stelde dat de vader, vanwege zijn ernstige drugsverslaving en geestelijke problemen, niet in staat was om het gezag gezamenlijk uit te oefenen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende rekening had gehouden met de stellingen van de moeder over de geestelijke toestand van de vader en de gevolgen daarvan voor het gezag over het kind. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak benadrukt het belang van het welzijn van het kind in zaken van ouderlijk gezag en de noodzaak om de geschiktheid van ouders in overweging te nemen bij het toekennen van gezag.