ECLI:NL:OGEAA:2020:163

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
AUA201600819
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake comparitie van partijen in civiele procedure

In de zaak tussen de vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C. Helen Lejuez, en de man, die in persoon procedeert, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 april 2020 een tussenvonnis uitgesproken. De procedure is gestart met een comparitie van partijen op 22 oktober 2019, waarvan het proces-verbaal is opgemaakt. De rechter die de comparitie heeft geleid, is niet langer werkzaam bij het gerecht, wat aanleiding geeft tot de vraag of de beslissing door deze rechter moet worden genomen. De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken benadrukt dat een rechterlijke beslissing, die is gebaseerd op een mondelinge behandeling, idealiter door de rechter die deze behandeling heeft geleid, moet worden genomen. In dit geval is het gerecht van mening dat, ondanks de mogelijkheid om zonder nieuwe comparitie verder te gaan, het wenselijk is om opnieuw een comparitie van partijen te houden. Dit is ook van belang omdat beide partijen in december 2019 producties hebben ingediend waarover zij nog niet hebben kunnen reageren. Gezien de beperkingen door het coronavirus kan er momenteel geen zitting worden ingepland, en daarom is de zaak verwezen naar de rolzitting van 3 juni 2020 voor het bepalen van een datum voor de comparitie. Alle overige beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

Vonnis van 29 april 2020
Behorend bij AUA201600819
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISERES],
wonende te Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. C. Helen Lejuez,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: de man,
procederende in persoon.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 21 augustus 2019 blijkt uit het tussenvonnis van die datum, waarin een comparitie van partijen is gelast. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 22 oktober 2019;
- de akte uitlating van de vrouw van 4 december 2019;
- de akte uitlating van de man van 4 december 2019.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
De rechter ten overstaan van wie de comparitie van partijen d.d. 22 oktober 2019 heeft plaatsgevonden, is niet langer werkzaam bij dit gerecht. Uitgangspunt van de rechtspraak van de Hoge Raad is dat een rechterlijke beslissing die mede wordt genomen op de grondslag van een voorafgaande mondelinge behandeling (daaronder begrepen een comparitie van partijen), behoudens bijzondere omstandigheden, behoort te worden gegeven door de rechter(s) ten overstaan van wie die mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, teneinde te waarborgen dat het verhandelde daadwerkelijk wordt meegewogen bij de totstandkoming van die beslissing (HR 31 okt 2014; ECLI:NL:HR:2014:3076). Hoewel in onderhavig geval terstond na afloop van de comparitie een proces-verbaal is opgemaakt en aan partijen is afgegeven, zodat op grond van genoemde uitspraak van de Hoge Raad niet verplicht een nieuwe comparitie hoeft plaats te vinden ten overstaan van de rechter die de behandeling van de zaak heeft overgenomen, acht het gerecht het wenselijk dat opnieuw een comparitie van partijen zal plaatsvinden. Die wens wordt mede ingegeven door het feit dat partijen beiden bij akte van 4 december 2019 nog producties hebben overgelegd (zoals ter zitting van 22 oktober 2019 ook was besproken) waarop zij nog niet over en weer op hebben kunnen reageren. Het gerecht wenst die producties op de hierna te bepalen comparitie te bespreken. Het gerecht zal de comparitie tevens gebruiken om met partijen te bespreken of thans niet in onderling overleg overeenstemming omtrent de verdeling kan worden bereikt.
2.2
Omdat op dit moment, wegens de beperkingen die gelden in verband met de verspreiding van het corona-virus, geen zittingen kunnen worden ingepland, zal de zaak worden verwezen naar de rolzitting van 3 juni 2020 voor het bepalen van een datum van een comparitie. Zodra een datum voor de comparitie zal zijn bepaald, zullen partijen hiervan op de hoogte worden gesteld.
2.3
Alle overige beslissingen zullen worden aangehouden.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
3.1
verwijst de zaak naar de rolzitting van 3 juni 2020 in verband met dagbepaling comparitie van partijen;
3.2
houdt alle overige beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 april 2020 in aanwezigheid van de griffier.