ECLI:NL:OGEAA:2020:158
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de afwijzing van een precariovergunning voor het innemen van domeingrond door een strandstoelenverhuurder
In deze zaak heeft de coöperatieve vereniging Aruba Beach Club, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. Wix, beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu, vertegenwoordigd door mr. A. Caster, om geen precariovergunning te verlenen voor het innemen van domeingrond voor het uitzetten van strandstoelen. De minister had eerder op 16 april 2018 een vergunning verleend voor het innemen van domeingrond, maar het bezwaar van appellante tegen de afwijzing van de precariovergunning werd op 22 maart 2019 ongegrond verklaard. Appellante heeft op 3 mei 2019 beroep ingesteld, waarna de zaak op 3 februari 2020 ter zitting is behandeld.
De rechter overweegt dat volgens de Algemene Politieverordening (APV) een vergunning vereist is voor het innemen van openbare gronden. Appellante betoogt dat zij rechthebbende is op de gronden en dat er geen sprake is van innemen. De rechter stelt vast dat de vergunning vereist is indien het Land de aanwezigheid van voorwerpen op openbare gronden toestaat. De rechter concludeert dat er geen evident privaatrechtelijke belemmering is die aan de vergunningplicht in de weg staat. Het beroep op het vertrouwensbeginsel van appellante wordt afgewezen, omdat er geen ondubbelzinnige toezegging is gedaan door de bevoegde autoriteit.
De rechter verklaart het beroep ongegrond en geeft aan dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 16 maart 2020, en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.