ECLI:NL:OGEAA:2019:837

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
10 januari 2020
Zaaknummer
AUA201802607
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een verzuimboete wegens niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen X N.V. en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, X N.V., had een verzuimboete van Afl. 500 opgelegd gekregen wegens het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting voor het jaar 2016. De naheffingsaanslag was opgelegd op 31 december 2017, maar de belanghebbende had op 6 oktober 2017 de aangifte ingediend, wat volgens de Inspecteur te laat was. De belanghebbende kwam in bezwaar tegen de boete, maar dit werd afgewezen door de Inspecteur op 16 juli 2018. Hierna heeft de belanghebbende op 22 augustus 2018 beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting op 21 maart 2019 heeft de Inspecteur gesteld dat de boete terecht was opgelegd, omdat de belanghebbende geen uitstel had aangevraagd en de aangifte uiterlijk op 31 mei 2017 had moeten indienen. De belanghebbende voerde echter aan dat zij niet op de hoogte was van de verplichting om het aangiftebiljet bij de Belastingdienst op te halen, en dat het biljet pas na de deadline was opgehaald.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de aangifteplicht pas ontstaat met de uitreiking van het aangiftebiljet. Aangezien het aangiftebiljet na de deadline was uitgereikt, was de wettelijke termijn voor het indienen van de aangifte reeds verstreken. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat er geen plaats was voor het opleggen van een verzuimboete, omdat de Inspecteur niet had aangetoond dat er een termijn was gesteld voor het indienen van het aangiftebiljet. De uitspraak op bezwaar is vernietigd en de boetebeschikking is ingetrokken. Tevens is de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van Afl. 150 aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 10 mei 2019
BBZ nr. AUA201802607
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
X N.V., gevestigd te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 31 december 2017 over het jaar 2016 een naheffingsaanslag winstbelasting opgelegd van nihil met een verzuimboete van Afl. 500 wegens het niet tijdig indienen van de aangifte.
1.2
Belanghebbende is op 17 januari 2018 tegen de boete in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 16 juli 2018 uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar afgewezen.
1.4
Belanghebbende is op 22 augustus 2018 in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar. Ter zake van de indiening van het beroep heeft belanghebbende een bedrag van Afl. 150 aan griffierecht voldaan.
1.5
De Inspecteur heeft op 4 januari 2019 een verweerschrift ingediend.
1.6
Ter zitting van 21 maart 2019 te Aruba is namens de Inspecteur drs. A verschenen. Namens belanghebbende zijn verschenen B, directeur van belanghebbende en C.

2.FEITEN

Belanghebbende is opgericht op 21 maart 2016. Het boekjaar van belanghebbende is gelijk aan het kalenderjaar. Belanghebbende heeft op 21 september 2017 een voorlopige aangifte winstbelasting voor het jaar 2016 ingediend. Op 6 oktober 2017 heeft belanghebbende de definitieve aangifte winstbelasting voor het jaar 2016 ingediend.

3.GESCHIL

In geschil is het antwoord op de vraag of de verzuimboete voor het te laat indienen van de aangifte 2016 terecht is opgelegd.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

4.1
Ingevolge artikel 14a, tweede lid van de Algemene landsverordening belastingen (ALB) is de belastingplichtige gehouden om uiterlijk op de laatste dag van de vijfde maand na afloop van het boekjaar over dat jaar aangifte te doen. Indien de belastingplichtige niet in staat is om binnen vijf maanden de aangifte te doen, dan kan hij uiterlijk op de laatste dag van de vijfde maand na afloop van het boekjaar, om uitstel verzoeken. Op grond van artikel 54, lid 2, van de ALB kan de Inspecteur bij het niet tijdig doen van de aangifte winstbelasting een boete opleggen van ten hoogste Afl. 2.500.
4.2
De Inspecteur stelt dat de boete terecht is opgelegd. Belanghebbende had, aldus de Inspecteur, geen uitstel voor het doen van aangifte en had daarom uiterlijk op 31 mei 2017 de aangifte moeten indienen. Zij heeft de aangifte op 6 oktober 2017, derhalve niet tijdig, ingediend. Belanghebbende voert aan dat zij niet wist dat het aangiftebiljet bij de Belastingdienst moest worden opgehaald. Het biljet is na 31 mei 2017 bij de Belastingdienst opgehaald.
4.3
Ingevolge artikel 6, lid 4 van de ALB is een ieder die is uitgenodigd tot het doen van aangifte gehouden dit te doen en het aangiftebiljet ingevuld en ondertekend in te dienen bij de Inspecteur. Deze zogenoemde aangifteplicht ontstaat met de uitreiking van het aangiftebiljet (vgl. GEA Curaçao, 29 november 2016, ECLI: NL:OGEAC:2016:128). In het onderhavige geval is door belanghebbende onweersproken gesteld dat het aangiftebiljet na 31 mei 2017 is uitgereikt. Op het moment van het ontstaan van de aangifteplicht was de wettelijke termijn voor het doen van aangifte daarom reeds verstreken. Gesteld noch gebleken is voorts dat de Inspecteur bij de uitreiking van het aangiftebiljet aan belanghebbende een termijn heeft gesteld om het aangiftebiljet in te dienen. Onder deze omstandigheden is voor het opleggen van een verzuimboete geen plaats (vgl. GEA Curaçao, 4 april 2019, nr. CUR201800485, ECLI:NL:OGEAC:2019:68). Dat belanghebbende – zoals door de Inspecteur is gesteld - ingevolge artikel 8, lid 3 van de ALB zelf tijdig om een aangiftebiljet had moeten verzoeken, doet aan dit oordeel niet af, nu dit een andere verplichting betreft.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
5.2
De Inspecteur dient wel op grond van artikel 18, lid 5 Landsverordening op het beroep in belastingzaken het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de boetebeschikking; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Naf. 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen, rechter in dit Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 mei 2019, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: Afl. 75
-personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300