In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen X N.V. en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, X N.V., had een verzuimboete van Afl. 500 opgelegd gekregen wegens het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting voor het jaar 2016. De naheffingsaanslag was opgelegd op 31 december 2017, maar de belanghebbende had op 6 oktober 2017 de aangifte ingediend, wat volgens de Inspecteur te laat was. De belanghebbende kwam in bezwaar tegen de boete, maar dit werd afgewezen door de Inspecteur op 16 juli 2018. Hierna heeft de belanghebbende op 22 augustus 2018 beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 21 maart 2019 heeft de Inspecteur gesteld dat de boete terecht was opgelegd, omdat de belanghebbende geen uitstel had aangevraagd en de aangifte uiterlijk op 31 mei 2017 had moeten indienen. De belanghebbende voerde echter aan dat zij niet op de hoogte was van de verplichting om het aangiftebiljet bij de Belastingdienst op te halen, en dat het biljet pas na de deadline was opgehaald.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat de aangifteplicht pas ontstaat met de uitreiking van het aangiftebiljet. Aangezien het aangiftebiljet na de deadline was uitgereikt, was de wettelijke termijn voor het indienen van de aangifte reeds verstreken. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat er geen plaats was voor het opleggen van een verzuimboete, omdat de Inspecteur niet had aangetoond dat er een termijn was gesteld voor het indienen van het aangiftebiljet. De uitspraak op bezwaar is vernietigd en de boetebeschikking is ingetrokken. Tevens is de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van Afl. 150 aan de belanghebbende te vergoeden.