ECLI:NL:OGEAC:2016:128

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 november 2016
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
CUR201500265 en CUR201500192 tot en met CUR201500195, voorheen 73027, 75552, 75553, 75554 en 75555 van 2015
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep tegen belastingaanslagen en verzuimboetes in Curaçao

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gaat het om de ontvankelijkheid van beroepen van X N.V. tegen naheffingsaanslagen winstbelasting en verzuimboetes voor de jaren 2008 tot en met 2012. De belanghebbende, gevestigd in Sint Maarten, heeft geen aangiften ingediend voor de betreffende jaren, wat leidde tot de oplegging van naheffingsaanslagen en verzuimboetes door de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen deze aanslagen en boetes, maar de Inspecteur heeft de aanslagen en boetes gehandhaafd in zijn uitspraken op bezwaar.

De belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld, maar de Inspecteur betwistte de ontvankelijkheid van de beroepen, stellende dat deze te laat waren ingediend. De belanghebbende voerde aan dat de te late indiening het gevolg was van ziekte van de indiener. Het Gerecht oordeelde dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van beroep niet verschoonbaar was, omdat de belanghebbende niet voldoende had aangetoond dat bijzondere omstandigheden de te late indiening rechtvaardigden. Hierdoor werden de beroepen over de jaren 2008 tot en met 2011 niet-ontvankelijk verklaard.

Voor het belastingjaar 2012 was de aanslag inmiddels verminderd tot nihil, waardoor de belanghebbende geen belang meer had bij het beroep tegen deze aanslag. Wat betreft de verzuimboete over 2012 oordeelde het Gerecht dat de Inspecteur niet had aangetoond dat aan de belanghebbende een aangiftebiljet was uitgereikt, waardoor de belanghebbende niet gehouden was om aangifte te doen. De boete werd daarom vernietigd. De uitspraak werd gedaan op 29 november 2016.

Uitspraak

Uitspraak van 29 november 2016
BBZ nrs. CUR201500265 en CUR201500192 tot en met CUR201500195, voorheen 73027, 75552, 75553, 75554 en 75555 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X N.V., gevestigd in Sint Maarten,
belanghebbende
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn taxatieve naheffingsaanslagen winstbelasting opgelegd over respectievelijk de jaren 2008, 2009, 2010, 2011 en 2012. Tegelijkertijd zijn verzuimboetes opgelegd wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte, dan wel het niet tijdig betalen op aangifte.
1.2
Belanghebbende is tegen de aanslagen en de verzuimboetes in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan, voor de jaren 2008 tot en met 2011 op 12 juni 2015 en voor het jaar 2012 op 30 januari 2015. Daarbij heeft de Inspecteur de aanslagen en boetes gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is tegen de aanslagen en boetes over de jaren 2008 tot en met 2011 op 3 september 2015 in beroep gekomen en tegen de aanslag en boete over 2012 op 30 maart 2015.
1.5
De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
1.6
Partijen zijn overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) opgeroepen tot het verstrekken van inlichtingen. In dat verband zijn op 31 augustus 2016 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen A LLM en mr. B en namens belanghebbende de directeuren, drs. C en D. Partijen hebben overeenkomstig artikel 8b van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) schriftelijk toestemming gegeven om zonder nadere mondelinge behandeling uitspraak te doen.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is gevestigd op Sint Maarten en bezit vanaf 2002 onroerend goed in Curaçao. Dat betekent dat belanghebbende vanaf dat jaar belastingplichtig is in Curaçao.
2.2
Belanghebbende heeft over de jaren 2008 tot en met 2012 geen aangiften ingediend. De Inspecteur heeft over die jaren naheffingsaanslagen opgelegd met verzuimboetes. De aanslagen en boetes zijn in de uitspraken op bezwaar in stand gebleven. In het verweerschrift met betrekking tot het belastingjaar 2012 heeft de Inspecteur vermeld dat de aanslag over dat jaar inmiddels is verminderd tot nihil en de boete tot Naf. 250.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

Met betrekking tot de belastingjaren 2008 tot en met 2011 is primair in geschil of het beroep ontvankelijk is. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de beroepen over die jaren te laat zijn ingediend, zodat ze niet ontvankelijk zijn. Belanghebbende stelt dat de te late indiening een gevolg is van arbeidsongeschiktheid van de indiener. De indiener is op 21 mei 2015 geopereerd aan zijn rug en verbleef twee weken in het SEHOS. Daarna was hij geruime tijd niet in staat de trap op te lopen naar zijn kantoor, waardoor veel post, waaronder uitspraken op bezwaar, is blijven liggen. Subsidiair is de hoogte van de aanslagen en de boetes in geschil. Belanghebbende is van mening dat de aanslagen en boetes moeten worden teruggebracht naar nihil nu in de betreffende jaren verliezen zijn geleden en zij nimmer aangiftebiljetten heeft ontvangen, zodat zij niet beboet kan worden voor het niet of niet tijdig indienen van de aangiftebiljetten. De Inspecteur vindt dat wel aannemelijk is dat belanghebbende in de jaren 2008 tot en met 2012 verliezen heeft geleden. Verder is ze van mening dat terecht verzuimboetes zijn opgelegd nu belanghebbende niet of niet tijdig aangifte gedaan heeft.
Voor 2012 is slechts de boete van Naf. 250 in geschil, waarbij de Inspecteur en belanghebbende dezelfde standpunten innemen als met betrekking tot de boetes over 2008 tot en met 2011.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

2008 tot en met 2011.
4.1
In artikel 31, lid 1 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen is bepaald dat de belanghebbende binnen twee maanden na dagtekening van de uitspraak op bezwaar in beroep kan komen bij het Gerecht. Tussen partijen is niet in geschil dat de beroepen na de termijn van twee maanden, dus te laat, zijn ingediend.
4.2
Ingevolge artikel 5, lid 4 LBB is die termijn niet verbindend als ten genoegen van het Gerecht wordt aangetoond dat de overschrijding daarvan door bijzondere omstandigheden is verhinderd. Belanghebbende heeft er in dat verband op gewezen dat de indiener in die periode door ziekte niet in staat was om naar zijn kantoor te gaan, waardoor veel post is blijven liggen. Naar het oordeel van het Gerecht vormt dat geen bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 5, lid 4 LBB. Het ligt op de weg van belanghebbende om bij ziekte van de indiener maatregelen te treffen ter behartiging van haar belangen. De eigen verantwoordelijkheid staat daarbij voorop. Belanghebbende had gedurende de ziekte van de indiener iemand anders kunnen verzoeken de post bij te houden. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij daartoe niet in staat is geweest.
4.3
Nu de beroepschriften te laat zijn ingediend en van een bijzondere omstandigheid die de te late indiening rechtvaardigt geen sprake is, zijn de beroepen niet ontvankelijk.
2012.
4.4
De Inspecteur heeft in haar verweerschrift geloofwaardig verklaard dat de aanslag is verminderd naar nihil. Dat houdt in dat belanghebbende geen belang meer heeft bij het beroep tegen de aanslag zodat het beroep in zoverre niet ontvankelijk is.
4.5
Met betrekking tot de opgelegde verzuimboete overweegt het Gerecht als volgt. Ingevolge artikel 6, lid 4 ALL is eenieder aan wie een aangiftebiljet is uitgereikt, gehouden aangifte te doen. Naar het oordeel van het Gerecht houdt dit in dat pas door de uitreiking van de aangifte (door de Inspecteur) voor een belastingplichtige de plicht ontstaat om aangifte te doen.
4.6
Belanghebbende heeft betwist dat aan haar een aangiftebiljet voor het belastingjaar 2012 is uitgereikt. Het ligt dan op de weg van de Inspecteur om aannemelijk te maken dat aan belanghebbende wel een aangiftebiljet is uitgereikt. Aan die bewijslast heeft de Inspecteur niet voldaan. De enkele stelling dat een aangiftebiljet is uitgereikt is daarvoor onvoldoende. Gelet hierop was belanghebbende niet gehouden om aangifte te doen, zodat zij niet in verzuim is geweest door geen aangifte te doen. De omstandigheid dat belanghebbende op grond van artikel 8 ALL gehouden was om aan de Inspecteur om uitreiking van een aangiftebiljet te verzoeken leidt het Gerecht niet tot een ander oordeel, nu dat een andere verplichting betreft. De verwijzing van de Inspecteur naar artikel 15, lid 4 ALL, waarin staat dat de belastingplichtige is gehouden om op de laatste dag van de zesde maand na afloop van het boekjaar aangifte te doen, kan haar ook niet baten. Die verplichting geldt immers alleen voor de belastingplichtige aan wie een aangiftebiljet is uitgereikt. Gelet hierop kan beboeting voor het niet (tijdig) indienen van aangifte niet plaatsvinden.

5.BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep tegen de aanslagen 2008 tot en met 2012 en tegen de boetes over de jaren 2008 tot en met 2011 niet ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen de boete over het jaar 2012 gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar tegen de boete over het jaar 2012; en
  • vernietigt de boete over het jaar 2012.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. D.J. Jansen en mr. W.C.E. Winfield, leden en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 november 2016, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).