Uitspraak
1.DE PROCEDURE
- het verzoekschrift, ingediend op 4 juni 2019,
- de mondelinge behandeling op 15 oktober, in aanwezigheid van de moeder en de vader, en de raadsonderzoeker van de Voogdijraad, [naam raadsonderzoeker].
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 november 2019 uitspraak gedaan in een familiezakenprocedure tussen de vader en de moeder van twee minderjarigen. De vader, verzoeker, heeft verzocht om wijziging van het gezag over de minderjarigen, waarbij hij gezamenlijk gezag met de moeder wenst. Daarnaast verzoekt hij om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem te bepalen en om een omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen vast te stellen. De moeder, verweerster, heeft zich niet verzet tegen het verzoek van de vader.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 4 juni 2019 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 15 oktober 2019. De minderjarigen zijn geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder, waarbij de moeder van rechtswege het gezag uitoefent. De vader heeft gesteld dat hij de minderjarigen dagelijks verzorgt, terwijl de moeder sinds september 2013 het huis heeft verlaten en de zorg aan de vader heeft overgelaten.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen bezwaren zijn tegen het verzoek van de vader, en heeft besloten om het gezamenlijk gezag toe te wijzen. De hoofdverblijfplaats van de minderjarigen is bij de vader vastgesteld, aangezien zij daar al geruime tijd wonen. Ook is een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de moeder wekelijks op zondag de minderjarigen kan zien. Tot slot is de bijdrage van de moeder in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen vastgesteld op Afl. 157,50 per kind per maand, met ingang van 1 januari 2020.