ECLI:NL:OGEAA:2019:784

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
AUA201901857
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag, hoofdverblijfplaats en omgangsregeling in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 november 2019 uitspraak gedaan in een familiezakenprocedure tussen de vader en de moeder van twee minderjarigen. De vader, verzoeker, heeft verzocht om wijziging van het gezag over de minderjarigen, waarbij hij gezamenlijk gezag met de moeder wenst. Daarnaast verzoekt hij om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem te bepalen en om een omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen vast te stellen. De moeder, verweerster, heeft zich niet verzet tegen het verzoek van de vader.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 4 juni 2019 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 15 oktober 2019. De minderjarigen zijn geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder, waarbij de moeder van rechtswege het gezag uitoefent. De vader heeft gesteld dat hij de minderjarigen dagelijks verzorgt, terwijl de moeder sinds september 2013 het huis heeft verlaten en de zorg aan de vader heeft overgelaten.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen bezwaren zijn tegen het verzoek van de vader, en heeft besloten om het gezamenlijk gezag toe te wijzen. De hoofdverblijfplaats van de minderjarigen is bij de vader vastgesteld, aangezien zij daar al geruime tijd wonen. Ook is een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de moeder wekelijks op zondag de minderjarigen kan zien. Tot slot is de bijdrage van de moeder in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen vastgesteld op Afl. 157,50 per kind per maand, met ingang van 1 januari 2020.

Uitspraak

Beschikking van 26 november 2019
Behorend bij EJ nr. AUA201901857
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
in persoon
tegen
[verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder,
in persoon.
Belanghebbende:
[naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
hierna: de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

1.1
De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 4 juni 2019,
  • de mondelinge behandeling op 15 oktober, in aanwezigheid van de moeder en de vader, en de raadsonderzoeker van de Voogdijraad, [naam raadsonderzoeker].
1.2
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

De minderjarigen voornoemd zijn geboren uit de affectieve relatie tussen de vader en de moeder. Zij zijn allebei door de vader erkend.
De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uit.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt tot wijziging van het gezag, in die zin dat de vader gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarigen wordt belast, tot bepaling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader, tot vaststelling van een omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen en tot veroordeling van de moeder om ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen, telkens bij vooruitbetaling, een bedrag van Afl. 275, -- per maand per kind te betalen.
3.2
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de vader gesteld dat moeder, sinds zij het woonhuis in september 2013 heeft verlaten, beide minderjarigen aan de zorgen van vader heeft overgelaten. De vader heeft gesteld dat hij tegen verschillende problemen aanloopt nu hij geen gezag over de minderjarigen heeft, terwijl hij wel degene is die ze dagelijks verzorgt. Voorts heeft de vader gesteld dat moeder over voldoende middelen beschikt om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het Gerecht zal gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen aan de vader toestemming verlenen om kosteloos te procederen.
Gezag
4.2
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat art. 1:253e BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge art. 1:253c lid 1 BW tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt (lid 2).
4.3
Voor het uitoefenen van het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders. De vraag die de rechter in dat kader onder meer dient te beantwoorden is of er een onaanvaardbaar risico voor het kind bestaat dat het klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien zij het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
4.4
Nu de moeder zich niet tegen het verzoek heeft verzet, en nu voor het overige niet van bezwaren daartegen is gebleken, ziet het gerecht aanleiding om dit deel van het verzoek toe te wijzen.
Hoofdverblijfplaats
4.5
De minderjarigen wonen feitelijk al geruime tijd bij de vader. Nu niet is gebleken dat de ontwikkeling van minderjarigen bij de vader bedreigd wordt, ziet het gerecht aanleiding om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen.
Omgang
4.6
Ingevolge artikel 1:377h BW kan de rechter, in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening, op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de omgang tussen het kind en de ouder bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats niet heeft.
4.7
Gebleken is dat de moeder al wekelijks omgang heeft met de minderjarigen. De moeder heeft ter zitting aangegeven de minderjarigen te willen blijven zien. Nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich verzet tegen omgang met de moeder, zal het gerecht de in het petitum voorgestelde omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen vaststellen.
Alimentatie
4.8
Ouders zijn verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het BW bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.9
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
4.3
De kosten van verzorging en opvoeding
4.3.1
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze kosten voor kinderen in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 450, -- per maand bedragen. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarigen in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten, de kosten van kleding en die van recreatie.
4.3.2
Nu de vader geen bijzondere uitgaven ten behoeve van de minderjarigen heeft aangevoerd, kunnen de kosten van de minderjarigen worden vastgesteld op Afl. 450,-- per kind per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
4.4
De draagkracht van de vader
4.4.1
Uit de door vader overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 2.868,70.
4.4.2
Het gerecht zal geen rekening houden met de posten “kosten transport”, nu niet is gebleken dat deze kosten maandelijks worden gemaakt.
4.5
De draagkracht van de moeder
4.5.1
De moeder heeft ter zitting onbetwist gesteld dat haar netto-maandloon Afl. 1.800,-- bedraagt.
4.5.2
Het gerecht zal rekening houden met de posten “kosten van verzorging en opvoeding van een ander kind” ad Afl. 300,--, nu deze post niet is betwist. De post “schuld aan El Gaucho Restaurant” ad Afl. 1.500,-- zal buiten beschouwing worden gelaten, nu deze schuld naar het gerecht begrijpt aan het einde van het jaar zal zijn afgelost.
4.5.3
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 1.800,-- - Afl. 300,--) Afl. 1.500,--, waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen dient te voldoen.
4.6
Gelet op wat partijen hebben aangevoerd, hun draagkracht en op de behoefte van de minderjarigen acht het gerecht een door de moeder te betalen bijdrage van Afl. 157,50 per maand per kind in de kosten van verzorging en opvoeding in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op 1 januari 2020.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verleent de vader toestemming om kosteloos te procederen,
bepaalt dat de vader, [verzoeker], voortaan gezamenlijk met de moeder, [verweerster], het gezag over [naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in Aruba en [naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in Aruba, zal uitoefenen,
bepaalt de woonplaats (hoofdverblijf) van de minderjarigen bij de vader,
bepaalt de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen als volgt:
- iedere zondag van 8:30 uur tot 18:00 uur,
bepaalt de bijdrage van de moeder in de kosten van levensonderhoud van de minderjarigen op Afl. 157,50 per kind per maand, met ingang van 1 januari 2020, telkens bij vooruitbetaling te voldoen aan de vader,
compenseertde kosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt,
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, ter zitting van 26 november 2019 in aanwezigheid van de griffier.