ECLI:NL:OGEAA:2019:438

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
22 juli 2019
Zaaknummer
AUA201900406
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van arbeidsrechtelijk ontslag van statutair directeur en betaling van salaris

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [Naam verzoeker], een voormalig statutair directeur van de naamloze vennootschap Dynaf Aruba N.V., en Dynaf zelf. [Naam verzoeker] was sinds 1 april 2009 in dienst bij Dynaf en werd op 5 september 2013 benoemd tot statutair directeur. Op 28 november 2018 meldde hij zich ziek, en op 1 februari 2019 vond er een buitengewone aandeelhoudersvergadering plaats waarin zijn ontslag werd besloten. [Naam verzoeker] verzocht de rechter om het ontslag nietig te verklaren en om betaling van zijn salaris vanaf de datum van ontslag.

De rechter oordeelde dat het ontslag van [Naam verzoeker] als statutair directeur niet heeft geleid tot de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, omdat er geen toestemming was van de Directeur van de Directie Arbeid, zoals vereist door de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten. De rechter wees de primaire vorderingen van [Naam verzoeker] toe, verklaarde het ontslag nietig en beval Dynaf om het salaris van [Naam verzoeker] te betalen, vermeerderd met een verhoging wegens vertraging. De vordering om [Naam verzoeker] weer aan het werk te stellen werd afgewezen, omdat er geen functie meer voor hem beschikbaar was.

Dynaf werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die op Afl. 2.550,00 werden begroot. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Dynaf onmiddellijk aan de veroordelingen moet voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Beschikking van 9 juli 2019
Behorend bij AUA201900406
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna te noemen: [Naam verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
DYNAF ARUBA N.V.,
te Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen: Dynaf,
gemachtigde: de advocaat mr. E.H.J. Martis.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 11 februari 2019 ingediende verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift d.d. 2 april 2019 met producties;
- de brief d.d. 16 mei 2019 van de zijde van Dynaf met producties;
- de mondelinge behandeling van 21 mei 2019, waar partijen hun standpunten hebben toegelicht aan de hand van hun pleitnota;
- de akte uitlating d.d. 11 juni 2019 van Dynaf.
1.2
Aan partijen is medegedeeld dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.DE FEITEN

2.1
Dynaf is een elektrotechnisch installatiebedrijf. Zij behoort tot een groep van elektrotechnische ondernemingen waarvan de hoofdvestiging zich bevindt op Curaçao.
2.2 [
Naam verzoeker] is op 1 april 2009 in dienst getreden van Dynaf in de functie van sales manager. Ingaande 5 september 2013 is [naam verzoeker] benoemd tot statutair bestuurder van Dynaf, waarbij hij de functie kreeg van algemeen directeur.
2.3
Op 28 november 2018 heeft [naam verzoeker] zich ziek gemeld.
2.4
Op 1 februari 2019 heeft een buitengewone vergadering van aandeelhouders van Dynaf plaatsgevonden. [naam verzoeker] heeft bij brief van 10 januari 2019 (verzoekschrift, prod. 3) een uitnodiging met agenda voor deze vergadering ontvangen. Onder punt 2 van de agenda was opgenomen:
“Voornemen tot ontslag van [naam verzoeker] als statutair directeur wegens onoverbrugbare verschillen van inzicht over het te voeren beleid en het wegvallen van het vertrouwen in zijn persoon.”
2.5 [
Naam verzoeker] was niet aanwezig op de buitengewone vergadering van aandeelhouders op 1 februari 2019. Tijdens deze vergadering is [naam verzoeker] als statutair directeur van Dynaf ontslagen (verweerschrift, prod. 4). Bij brief van 1 februari 2019 van Dynaf aan [naam verzoeker] (verweerschrift, prod. 5) is dit ontslag aan [naam verzoeker] medegedeeld. In de brief schrijft Dynaf onder meer:
“(…) Middels deze delen wij u mede dat de vergadering heeft besloten om u als statutair directeur te ontslaan wegens - kort gezegd - onoverbrugbare verschillen van inzicht over het te voeren beleid en het wegvallen van het vertrouwen in uw persoon. (…)
Wij menen dat het vennootschapsrechtelijke ontslagbesluit ook de arbeidsrechtelijke relatie met Dynaf Aruba N.V. doet eindigen. (…)”
2.6 [
Naam verzoeker] heeft vanaf 28 november 2018 niet meer gewerkt. Na 1 februari 2019 heeft Dynaf geen salaris meer betaald aan [naam verzoeker].

3.HET VERZOEK

3.1 [
Naam verzoeker] verzoekt dat het gerecht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
a. a) het aan [naam verzoeker] verleende arbeidsrechtelijk ontslag nietig verklaart;
b) Dynaf beveelt om het salaris van [naam verzoeker] vanaf de datum van het ontslag te betalen en te blijven betalen zolang het dienstverband rechtsgeldig bestaat, zulks vermeerderd met de vertragingsrente ex artikel 7A:1614q BW;
c) [Naam verzoeker] binnen vijf dagen na betekening van deze uitspraak weer te werk stelt in zijn gebruikelijke arbeidsrechtelijke functie, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat Dynaf nalaat om aan dit bevel te voldoen;
subsidiair:
d) het door Dynaf verleende ontslag kennelijk onredelijk verklaart;
e) Dynaf beveelt om het dienstverband per 1 februari 2019 te herstellen en het salaris van [naam verzoeker] vanaf de datum van het ontslag te betalen en om dit te blijven betalen voor zolang het dienstverband rechtsgeldig bestaat, zulks vermeerderd met de vertragingsrente ex artikel 7A:1614q BW;
f) [Naam verzoeker] binnen vijf dagen na betekening van deze uitspraak weer te werk stelt in zijn gebruikelijke arbeidsrechtelijke functie, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat Dynaf nalaat om aan dit bevel te voldoen;
g) bepaalt dat Dynaf het herstel van het dienstverband zal kunnen afkopen tegen betaling van een redelijke vergoeding van Afl. 150.000,-- doch dat dit pas in zal gaan op de datum van betaling van de vergoeding terwijl Dynaf tot dat moment gehouden zal zijn het salaris van [naam verzoeker] door te betalen;
met veroordeling van Dynaf in de kosten van de procedure.
3.2
Dynaf voert verweer. Het gerecht zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingaan op de grondslagen van de verzoeken en op het door Dynaf gevoerde verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de primaire vordering tot nietigverklaring van het ontslag heeft [naam verzoeker], onder meer en kort weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd. [Naam verzoeker] is op 5 september 2013 benoemd tot statutair directeur van Dynaf. Op het moment van zijn benoeming tot statutair directeur was [naam verzoeker] al in dienst van Dynaf. Deze al bestaande arbeidsrelatie is door zijn benoeming tot directeur niet beëindigd. Door het ontslag als statutair directeur is de vennootschapsrechtelijke aanstelling als directeur beëindigd en daarin berust [naam verzoeker] ook. Door het ontslag is echter niet de arbeidsrechtelijke relatie beëindigd, omdat niet is voldaan aan de vereisten voor een geldig ontslag op staande voet. Ter zitting heeft [naam verzoeker] daaraan nog toegevoegd dat een beroep op de nietigheid van het ontslag impliceert dat hij tevens een beroep doet op het ontbreken van toestemming van de Directeur van de Directie Arbeid (hierna: de Directeur) zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten (hierna: LvBA).
4.2
Dynaf heeft op dit punt als verweer gevoerd dat in zijn algemeenheid heeft te gelden dat een vennootschapsrechtelijk ontslagbesluit als statutair bestuurder tevens de beëindiging van het dienstverband ten gevolge heeft. Dynaf heeft ter onderbouwing van dit standpunt verwezen naar de uitspraken van de Hoge Raad van 15 april 2005 (HR 15 april 2005, NJ 2005/483 en NJ 2005/484). Volgens Dynaf geven deze arresten ook het geldende Arubaanse recht weer, hetgeen onder meer blijkt uit een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie d.d. 20 september 2011 (ECLI:NL:OGHACMB: 2011:BT7589) en van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba d.d. 20 januari 2010 (ECLI:NL:OGEAA:2010:BL0921).
4.3
Van de zijde van Dynaf is niet betwist dat [naam verzoeker] als statutair directeur niet alleen in een vennootschapsrechtelijke verhouding tot de vennootschap staat, maar daarnaast ook in een arbeidsrechtelijke verhouding. Het gerecht neemt dat dan ook als vaststaand aan. Uit de uitspraken van de Hoge Raad van 15 april 2005 volgt inderdaad, zoals door Dynaf gesteld, dat - vanwege de verwevenheid van de vennootschaps-rechtelijke en arbeidsrechtelijke betrekking - als hoofdregel heeft te gelden dat het ontslag door de vennootschap als bestuurder in beginsel ook de beëindiging van de arbeidsovereenkomst impliceert. Voor een uitzondering is slechts plaats, aldus de Hoge Raad in deze uitspraken, indien een wettelijke ontslagverbod aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de weg staat of indien partijen anders zijn overeengekomen (NJ 2005/483, rov. 3.5.3).
4.4
Voor een juiste toepassing van deze arresten van de Hoge Raad in het Arubaanse recht is het volgende van belang. Op grond van artikel 4 lid 1 van de LvBA is het de werkgever verboden de arbeidsovereenkomst te beëindigen zonder toestemming van de Directeur. Een beëindiging van de arbeidsovereenkomst zonder toestemming van de Directeur is op grond van artikel 7 lid 1 LvBA nietig. In de Nederlandse wetgeving waren statutaire bestuurders door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij Ministeriele Beschikking van 21 november 1972 (Staatscourant 1972, 234) van het ontslagverbod, zoals destijds neergelegd in artikel 6 Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen, uitgezonderd. In de Arubaanse wetgeving is ten aanzien van de statutair bestuurder een dergelijke uitzondering op het ontslagverbod op grond van artikel 4 lid 1 LvBA niet gemaakt.
4.5.1
Dat de statutair bestuurder in de Arubaanse wetgeving niet is uitgezonderd van het ontslagverbod, brengt naar het oordeel van het gerecht mee dat uit de uitspraken van de Hoge Raad van 15 april 2005 volgt dat bij het ontbreken van toestemming van de Directeur het ontslagverbod van artikel 4 lid 1 LvBA eraan in de weg staat dat het ontslag van [naam verzoeker] als statutair bestuurder mede de beëindiging van de arbeidsovereenkomst impliceert.
4.5.2
Het beginsel van concordantie van rechtspraak, waarop door Dynaf ter zitting een beroep is gedaan, leidt niet tot een ander oordeel. Gezien het verschil tussen de Nederlandse en Arubaanse wetgeving op dit punt, leidt toepassing van de arresten van de Hoge Raad van 15 april 2005 voor het Arubaanse recht tot een andere uitkomst.
4.5.3
Het beroep dat Dynaf gedaan heeft op de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie d.d. 20 september 2011 (ECLI:NL:OGHACMB:2011:BT7589) kan haar evenmin baten. In de aan die uitspraak ten grondslag liggende casus had de directeur zelf ontslag genomen, zodat de vraag of het ontslagverbod ex artikel 4 lid 1 LvBA aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de weg stond, in die zaak geen rol speelde. Dat dit gerecht eenmalig, zoals door Dynaf nog is aangevoerd, in een uitspraak in kort geding van 20 januari 2010 (ECLI:NL:OGEAA:2010:BL0921) heeft geoordeeld dat uit de uitspraken van de Hoge Raad van 15 april 2005 volgt dat het ontslag als statutair bestuurder tevens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst impliceert, is voor het gerecht onvoldoende reden om thans - contra legem en in strijd met het oordeel van de Hoge Raad dat een ontslagverbod in de weg staat aan beëindiging van de arbeidsrechtelijke verhouding - opnieuw te beslissen dat ondanks het ontbreken van toestemming van de Directeur het ontslag als statutair bestuurder ook de beëindiging van de arbeidsovereenkomst impliceert.
4.6
Ten overvloede overweegt het gerecht nog dat ook de omstandigheid dat Dynaf na het ontslag van [naam verzoeker] als statutair directeur geen functie meer voor hem heeft, zoals ter zitting door Dynaf nog is aangevoerd, in de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten geen grond is om het ontslagverbod buiten werking te laten. Ook dit kan dus niet tot een ander oordeel leiden.
4.7
De conclusie van het voorgaande is dan ook dat het ontslag van [naam verzoeker] als statutair bestuurder wegens het ontbreken van toestemming van de Directeur van de Directie Arbeid niet heeft geleid tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dat betekent dat de primaire vorderingen om voor recht te verklaren dat het ontslag nietig is en om Dynaf te bevelen het salaris van [naam verzoeker] vanaf de dag van het ontslag door te betalen, hierna zullen worden toegewezen. De vordering tot betaling van de verhoging wegens de vertraging op grond van artikel 7A:1614q BW zal eveneens worden toegewezen, met dien verstande dat deze verhoging in geen geval 15% van het verschuldigde bedrag te boven zal gaan.
4.8.
De vordering om [naam verzoeker] wederom te werk te stellen in zijn gebruikelijke arbeidsrechtelijke functie, zal worden afgewezen. Dynaf heeft onbetwist gesteld dat de taken die [naam verzoeker] als algemeen directeur uitoefende inmiddels door een collega worden uitgevoerd (verweerschrift, 13). Voorts heeft Dynaf daar ter zitting onbetwist aan toegevoegd dat er voor [naam verzoeker] geen functie meer voor handen is na zijn ontslag als statutair directeur. Het gerecht begrijpt de stellingen van Dynaf dienaangaande aldus dat de taken die [naam verzoeker] op grond van zijn arbeidsrechtelijke relatie uitvoerde, samenvielen met de taken die hij had als statutair directeur uitoefende. Het rechtsgeldig ontslag als statutair directeur brengt mee dat [naam verzoeker] niet langer kan verlangen dat hij de aan die functie verbonden gebruikelijke werkzaamheden kan uitoefenen.
4.9
Dynaf zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [naam verzoeker] gevallen en die worden begroot op Afl. 50,00 aan griffierecht en op Afl. 2.500,00 aan salaris gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
verklaart het aan [naam verzoeker] verleende arbeidsrechtelijk ontslag nietig;
5.2
beveelt Dynaf om het salaris van [naam verzoeker] vanaf de datum van het ontslag te betalen en te blijven betalen zolang het dienstverband rechtsgeldig bestaat, zulks vermeerderd met de verhoging wegens de vertraging op grond van artikel 7A:1614q BW, met dien verstande dat de verhoging wegens de vertraging in geen geval 15% van het verschuldigde bedrag te boven zal gaan;
5.3
veroordeelt Dynaf in de kosten van de procedure aan de zijde van [naam verzoeker] gevallen en die tot op heden worden begroot op Afl. 2.550,00;
5.4
verklaart de veroordelingen in deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 juli 2019 in aanwezigheid van de griffier.