ECLI:NL:OGHACMB:2011:BT7589

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 3673/08 - H 63/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging dienstbetrekking na ontslagneming als statutair directeur

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om de beëindiging van de dienstbetrekking van een werknemer die als statutair directeur was aangesteld. De werknemer heeft op 3 mei 2006 ontslag genomen, wat volgens de wet in beginsel ook de beëindiging van zijn dienstbetrekking met zich meebracht. De werknemer stelde echter dat hij na deze datum in loondienst is gebleven en dat er een overeenkomst was om zijn werkzaamheden voort te zetten. Het Hof oordeelde dat de werknemer de stelling dat de arbeidsovereenkomst was voortgezet, niet had bewezen. De werkgever betwistte de voortzetting van de arbeidsovereenkomst en verwees naar een brief van een grootaandeelhouder waarin de werknemer werd bedankt voor zijn onbezoldigde werkzaamheden. Het Hof concludeerde dat er geen bewijs was voor de voortzetting van de arbeidsovereenkomst en dat de werknemer niet kon aantonen dat er een andere afspraak was gemaakt. De vorderingen van de werknemer, die onder andere bestonden uit achterstallig loon en pensioenvoorzieningen, werden afgewezen. Het Hof bevestigde de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarbij de vorderingen van de werknemer waren afgewezen, en veroordeelde de werknemer in de proceskosten.

Uitspraak

Datum beschikking: 20 september 2011
Registratienummer: AR 3673/08 - H 63/11
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking in de zaak van:
[werknemer],
wonende in Aruba,
oorspronkelijk verzoeker, thans appellant,
gemachtigde: mr. A.J. Swaen,
- tegen -
de naamloze vennootschap
ARUBA HOTEL ENTERPRISES N.V.,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk verweerster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.L. Peterson.
Partijen worden hierna werknemer respectievelijk werkgeefster genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in deze zaak gegeven beschikking van 11 januari 2011.
1.2 Werknemer is in hoger beroep gekomen van deze beschikking door op 9 februari 2011 een beroepschrift ter griffie van het GEA in te dienen. Bij dit beroepschrift heeft hij zijn vorderingen gewijzigd en gronden van het hoger beroep aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw beschikkende, zijn vorderingen zoals gewijzigd alsnog zal toewijzen, met veroordeling van werkgeefster in de kosten van beide instanties.
1.3 Werkgeefster heeft een verweerschrift ingediend, waarbij zij het hoger beroep heeft bestreden en heeft geconcludeerd dat het Hof werknemer niet-ontvankelijk verklaart in zijn appel dan wel het hoger beroep afwijst, met veroordeling van werknemer in de kosten van het hoger beroep.
1.4 Ten behoeve van de mondelinge behandeling van de zaak heeft zowel werknemer als werkgeefster producties in het geding gebracht.
1.5 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van het Hof in Aruba op 17 mei 2011, waar werknemer in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werkgeefster zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De gemachtigden van partijen hebben pleitnota’s voorgedragen en overgelegd.
1.6 De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor uitlating royement of beschikking vragen.
1.7 Beschikking is gevraagd, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
2. De ontvankelijkheid
Het hoger beroep is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat werknemer daarin kan worden ontvangen.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1 Het GEA heeft in de beschikking waarvan beroep onder 2 feiten vastgesteld. De hoger beroepsgrond onder 5 van het beroepschrift is gericht tegen de vaststelling onder 2.1. Voor het overige is de feitenvaststelling tussen partijen niet in geschil. Het Hof heeft daarbij bovendien ambtshalve geen bedenkingen. In zoverre zal daarom ook in hoger beroep van deze feiten worden uitgegaan.
4.2 Bij het inleidend verzoekschrift heeft werknemer - samengevat weergegeven -gevorderd dat werkgeefster, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan hem te betalen US$ 670.833,33 aan achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente, en US$ 1.800.000,- aan pensioenvoorzieningen, te vermeerderen met wettelijke rente, met veroordeling van werkgeefster in de proceskosten.
4.3 Het GEA heeft bij de beschikking waarvan beroep deze vorderingen van werknemer afgewezen, met veroordeling van werknemer in de proceskosten. Hiertegen richt zich het hoger beroep, met dien verstande dat werknemer bij het beroepschrift zijn vorderingen in zoverre heeft gewijzigd dat de door hem van werkgeefster gevorderde bedragen netto-bedragen zijn.
4.4 Het Hof zal eerst de hoger beroepsgrond onder 5 van het beroepschrift bespreken. Deze grond houdt in dat het GEA in de beschikking waarvan beroep ten onrechte als vaststaand feit heeft aangenomen dat werknemer in elk geval vanaf 13 april 1994 tot en met 3 mei 2006 in dienst van werkgeefster was als statutair directeur. Aan de (gewijzigde) vorderingen van werknemer ligt ten grondslag het betoog dat hij vanaf 13 april 1994 tot en met 15 december 2006 in loondienst was van werkgeefster. De loonvordering heeft betrekking op de periode van 1 januari 2006 tot en met 15 december 2006, terwijl de pensioenpremievordering betrekking heeft op de jaren 2006 tot en met 2014.
4.5 Werkgeefster heeft betwist dat met werknemer na 3 mei 2006 en tot 15 december 2006 een dienstverband heeft bestaan. Werkgeefster heeft aangevoerd dat werknemer per 3 mei 2006 zijn ontslag als statutair directeur heeft genomen. Onder verwijzing naar HR 15 april 2005, NJ 2005, 483 en HR 15 april 2005, NJ 2005, 484 heeft werkgeefster zich op het standpunt gesteld dat dit tevens het einde van het dienstverband inhoudt.
4.6 Gezien voormelde jurisprudentie van de Hoge Raad stelt het Hof voorop dat de ontslagneming door de statutair bestuurder in beginsel tevens beëindiging van zijn dienstbetrekking tot gevolg heeft en voor een uitzondering slechts plaats is indien een wettelijk ontslagverbod aan die beëindiging in de weg staat of indien partijen anders zijn overeengekomen.
4.7 Tussen partijen is niet in geschil dat werknemer bij brief van 3 mei 2006 ontslag heeft genomen als statutair directeur van werkgeefster. Gelet op het vooropgestelde heeft derhalve als uitgangspunt te gelden dat toen ook de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd. Nu de werknemer zelf ontslag heeft genomen, is de vraag of er een wettelijk ontslagverbod aan de beëindiging van de dienstbetrekking in de weg staat, niet aan de orde. Van beslissende betekenis is of partijen zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst na 3 mei 2006 tot en met 15 december 2006 is voortgezet. Op grond van de hoofdregel van artikel 129 Rv is het aan werknemer te stellen en bij betwisting te bewijzen dat dit het geval is.
4.8 Werknemer heeft gesteld dat hij toentertijd akkoord is gegaan met een gezamenlijk verzoek van de voormalige (indirecte) grootaandeelhouder van werkgeefster, [x], en de toenmalige (indirecte) grootaandeelhouder, [y], om tot het eind van het jaar 2006 als bezoldigde directeur-werknemer van werkgeefster aan te blijven (conclusie van repliek, onder 3).
Werkgeefster heeft dit gemotiveerd betwist, waarbij zij heeft verwezen naar een brief van 2 februari 2007 van [y] (overgelegd als productie 2 bij de conclusie van antwoord), in welke brief [y] werknemer bedankt voor het feit dat hij zijn afspraak jegens [y] is nagekomen om onbezoldigd gedurende een overgangsperiode voor de rest van 2006 werkzaamheden te verrichten.
Voor zover werknemer de onderhavige stelling in hoger beroep heeft gehandhaafd, heeft hij daarvan geen bewijs aangeboden. Het Hof ziet geen aanleiding om werknemer ambtshalve bewijs op te dragen. Aan deze stelling zal dan ook voorbij worden gegaan.
4.9 Verder meent werknemer kennelijk dat uit de gedragingen van partijen kan worden afgeleid dat de arbeidsovereenkomst na 3 mei 2006 is voortgezet.
Het Hof overweegt allereerst dat, nu de ontslagneming door de statutair bestuurder in beginsel tevens beëindiging van zijn dienstbetrekking tot gevolg heeft, indien partijen de arbeidsovereenkomst desalniettemin wensen voort te zetten, zij dit uitdrukkelijk dienen overeen te komen. In dit geval is van een andersluidende afspraak echter niet gebleken.
Uit de gedragingen van partijen kan evenmin zonder meer worden afgeleid dat de arbeidsovereenkomst is voortgezet.
Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat, zoals werknemer stelt en werkgeefster betwist, werknemer na 3 mei 2006 is blijven werken voor werkgeefster als voorheen, volgt daaruit op zichzelf niet dat partijen zijn overeengekomen dat de werknemer zijn werkzaamheden onder dezelfde voorwaarden heeft verricht. Werkgeefster heeft aangevoerd dat werknemer de werkzaamheden na 3 mei 2006 onbezoldigd heeft verricht onder verwijzing naar voormelde brief van 2 februari 2007 van [y]. In het licht daarvan kan het, anders dan werknemer tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht, er niet voor worden gehouden dat de dienstbetrekking onder dezelfde voorwaarden is voortgezet.
Dit geldt ook indien het vorenstaande in samenhang wordt bezien met de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van werkgeefster gehouden op 20 december 2006, waarop werknemer een beroep heeft gedaan. Daaruit komt slechts naar voren dat partijen hebben beoogd de ontslagneming van werknemer als statutair directeur per 3 mei 2006 ongedaan te maken. Van de bedoeling om de arbeidsovereenkomst na 3 mei 2006 voort te zetten of met terugwerkende kracht te herstellen, blijkt echter niets.
4.10 Bij deze stand van zaken faalt de hoger beroepsgrond onder 5 van het beroepschrift.
4.11 Voorts is het Hof van oordeel dat het verweer van werkgeefster dat werknemer haar bij de brief van 3 mei 2006 algehele en finale kwijting heeft verleend, slaagt voor wat betreft de periode tot en met 3 mei 2006. De verklaring van werknemer is zodanig algemeen geformuleerd dat ook eventueel op 3 mei 2006 bestaande vorderingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst daaronder vallen. Werknemer heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan het Hof aan de hand van de Haviltex-formule tot een andere uitleg kan komen. De enkele omstandigheid dat partijen hebben beoogd de ontslagneming van werknemer als statutair directeur per 3 mei 2006 ongedaan te maken, is daartoe in elk geval onvoldoende. Dit betekent dat de overige hoger beroepsgronden geen bespreking meer behoeven.
4.12 Het hoger beroep is dientengevolge ongegrond. Het Hof heeft ambtshalve bovendien geen bedenkingen bij de beschikking waarvan beroep.
4.13 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de beschikking waarvan beroep, met verbetering van gronden, zoals hiervoor overwogen, dient te worden bevestigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal werknemer worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.
BESLISSING
Het Hof:
bevestigt, met verbetering van gronden, de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt werknemer in de proceskosten aan de zijde van werkgeefster gevallen en tot op heden begroot op Afl. 17.400,- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.P. de Haan, L.C. Hoefdraad en H.J. van Kooten, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 20 september 2011.