ECLI:NL:OGEAA:2019:263

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
14 mei 2019
Zaaknummer
AUA201900965
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over vervangende toestemming en gebruiksvergoeding na echtscheiding

In deze zaak, die op 8 mei 2019 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een kort geding tussen eiseres en gedaagde, die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en inmiddels gescheiden zijn. Eiseres vordert onder andere een gebruiksvergoeding van gedaagde voor het gebruik van de echtelijke woning, die nog steeds in gemeenschappelijk eigendom is. Eiseres stelt dat gedaagde sinds de echtscheiding in de woning verblijft en dat zij zelf bij haar zoon woont. Eiseres heeft gedaagde verzocht de woning te ontruimen en heeft een verzoek ingediend voor vervangende toestemming om de woning te verkopen aan potentiële kopers.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang en dat gedaagde een gebruiksvergoeding verschuldigd is aan eiseres. De hoogte van deze vergoeding wordt vastgesteld op Afl. 118,69 per maand, met ingang van 22 november 2017. Daarnaast wordt gedaagde bevolen de woning binnen vier weken na betekening van het vonnis te ontruimen. Eiseres krijgt toestemming om de woning te verkopen aan de potentiële kopers voor een bedrag van Afl. 113.000,-. De rechter wijst de vordering van eiseres toe en benoemt een onzijdig persoon die gedaagde zal vertegenwoordigen indien hij weigert mee te werken aan de overdracht van de woning.

De rechter compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 8 mei 2019
Behorend bij K.G. nr. AUA201900965
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiseres],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. J.J. Steward,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 26 maart 2019;
- de brieven met producties van partijen, ingediend op 11 april 2019;
- de pleitaantekeningen van partijen;
- de behandeling ter zitting op 12 april 2019, waarbij zijn verschenen partijen in persoon bijgestaan door hun gemachtigde.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen zijn op 25 december 2004 met elkaar in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
2.2
Op 4 september 2016 is een taxatierapport opgesteld van de echtelijke woning van partijen te [adres] (hierna: de woning).
2.3
Bij beschikking van 13 februari 2017 behorend bij EJ nr. 39 van 2017 heeft de voorzieningenrechter op verzoek van eiseres onder meer bepaald dat eiseres per 1 maart 2017 bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning, met bevel dat gedaagde die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden.
2.4
Bij beschikking van 22 mei 2017 behorend bij EJ nr. 40 van 2017 van het GEA Aruba is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, de verdeling van de gemeenschap gelast, een notaris en een onzijdig persoon benoemd, ten laste van gedaagde een partneralimentatie bepaald van Afl. 650,- per maand ingaande 1 juni 2017.
2.5
Bij brief van 31 januari 2019 is gedaagde door eiseres verzocht om de woning te ontruimen, zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning, een alimentatie-achterstand van Afl. 3.775,- te betalen en de achterstallige gebruiksvergoeding van Afl. 4.408,41 te voldoen, vermeerderd met een bedrag van Afl. 191,67 voor iedere maand dat gedaagde na 31 januari 2019 de woning niet heeft ontruimd.
2.6
Uit een brief van 22 maart 2019 van de heer [naam heer] en mevrouw [naam mevrouw] (hierna: de potentiële kopers) blijkt dat zij bereid zijn om de woning voor een bedrag van Afl. 113.000,- te kopen en de financiering daarvoor ook rond hebben, maar dat zij, indien het koopproces van de woning nog langer gaat duren, zullen afhaken en op zoek zullen gaan naar een andere woning.
2.7
Gedaagde woont sinds de echtscheiding in de woning die thans nog steeds in gemeenschappelijk eigendom aan partijen toebehoort en eiseres woont sindsdien bij haar zoon.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert dat het gerecht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
a. gedaagde beveelt om een voorschot van Afl. 4.600,- aan eiseres te betalen, vermeerderd met Afl. 191,67 voor iedere maand dat gedaagde na 1 maart 2019 het exclusieve beheer heeft over de woning, dan wel een voorschot van Afl. 3.737,50 aan eiseres te betalen, vermeerderd met Afl. 155,72 voor iedere maand dat gedaagde na 1 maart 2019 het exclusieve beheer heeft over de woning;
b. gedaagde beveelt om de woning te ontruimen binnen een termijn van veertien dagen na de dag dat het gerecht vonnis heeft gewezen;
c. eiseres te machtigen en vervangende toestemming te verlenen om de koopovereenkomst met de potentiële kopers, dan wel met een derde koper onder dezelfde voorwaarden uit te voeren, waaronder begrepen het verkopen en leveren van het recht van erfpacht op de woning aan de potentiële kopers tegen een verkoopprijs van Afl. 113.000,-, dan wel aan een derde onder dezelfde voorwaarden en voorts alles te doen wat haar inziens nodig is om zulks te bewerkstelligen, dan wel een onzijdig persoon te benoemen die kan handelen namens gedaagde en deze onzijdige persoon te machtigen om namens hem de koopovereenkomst met de potentiële kopers uit te voeren, dan wel met een derde uit te voeren, waaronder begrepen het ondertekenen van de koopovereenkomst en de notariële akte van levering voor de overdracht van de eigendom van het recht van erfpacht op de woning aan de potentiële kopers, dan wel een derde;
d. beveelt dat het vonnis van het gerecht in de plaats zal treden van eventuele noodzakelijke akten of een deel daarvan;
e. gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder de noodzakelijke verschotten van de gemachtigde van eiseres, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking en – voor het geval dat voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis en te vermeerderen met de na de beschikking te maken kosten van tenuitvoerlegging daarvan.
3.2
Eiseres legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagde sinds de echtscheiding met uitsluiting van haar in de woning verblijft en daarom ingevolge art. 3:169 BW een gebruiksvergoeding dient te betalen. Voorts voert eiseres aan dat gedaagde weigert mee te werken aan de verkoop van de woning. Gedaagde heeft al eerder geweigerd zijn medewerking te verlenen aan de onderhandse verkoop van de woning aan derden. Thans is wederom sprake van potentiële kopers die bereid zijn om een prijs van Afl. 113.000,- voor de woning te betalen. Gezien de huidige staat van de woning en de woningmarkt in Aruba heeft eiseres er belang bij dat de woning voor dit bedrag onderhands wordt verkocht.
3.3
Gedaagde voert hiertegen verweer en verzoekt het gerecht om de vordering van eiseres af te wijzen, met veroordeling van eiseres in de proceskosten. Het gerecht zal hierna, bij de beoordeling van de vordering, ingaan op het gevoerde verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
Bij de vordering bestaat een voldoende spoedeisend belang.
Gebruiksvergoeding
4.2
Eiseres maakt aanspraak op een door gedaagde te betalen gebruiksvergoeding voor het gebruik van de woning. Eiseres stelt het redelijk te vinden dat de door gedaagde aan haar verschuldigde gebruiksvergoeding op grond van de artt. 3:169 jo 3:166 lid 3 BW op 4% van de halve vrije marktwaarde van de woning wordt berekend en subsidiair op grond van de Arubaanse jurisprudentie op 3.25% van de halve vrije marktwaarde van de woning. Voorts stelt eiseres dat de gebruiksvergoeding verschuldigd is vanaf 1 maart 2017. Gedaagde voert verweer en stelt dat gedaagde weliswaar gedurende de echtscheidingsprocedure het uitsluitend gebruik had van de woning, maar dat eiseres ervoor heeft gekozen vrijwillig uit de woning te vertrekken en bij haar zoon te verblijven. Voor zover het gerecht meent dat gedaagde een gebruiksvergoeding verschuldigd is aan eiseres, stelt gedaagde dat de vergoeding op grond van Arubaanse jurisprudentie op 2,5% van de halve vrije marktwaarde dient te worden bepaald, omdat het rendement op de woning is gedaald. Voorts stelt gedaagde dat de gebruiksvergoeding met ingang van 1 februari 2019 verschuldigd is, omdat eiseres pas bij brief van 31 januari 2019 daarop aanspraak heeft gemaakt.
4.3
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De woning is gezamenlijk eigendom van partijen. Art. 3:169 BW schrijft voor dat – tenzij een regeling anders bepaalt – iedere deelgenoot in een gemeenschap bevoegd is een gemeenschappelijk goed te gebruiken, mits dit gebruik met het recht van de overige deelgenoten te verenigen is. Deze wettelijke bepaling heeft mede tot strekking de deelgenoot die het goed met uitsluiting van de andere echtgenoot gebruikt, te verplichten de deelgenoot die aldus verstoken wordt van het gebruik en genot waarop hij uit hoofde van het deelgenootschap recht heeft, schadeloos te stellen, bijvoorbeeld door het betalen van een gebruiksvergoeding.
4.4
Vast staat dat gedaagde sinds de feitelijke scheiding van partijen in de woning is blijven wonen en dat eiseres niet over het genot van de woning beschikte. Het gerecht is van oordeel dat voorshands voldoende aannemelijk is dat daarom, met toepassing van artikel 3:169 BW, een gebruiksvergoeding ten laste van gedaagde kan worden opgelegd. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan de stelling van gedaagde dat eiseres van haar gebruiksrecht geen gebruik heeft gemaakt. Voor het bepalen van een gebruiksvergoeding en de hoogte ervan doet niet ter zake dat aan één van partijen bij voorlopige voorziening het uitsluitend gebruik van de woning is toegekend en die er dan geen gebruik van heeft gemaakt.
4.5
In verband met het bepalen van de ingangsdatum voor het betalen door gedaagde van de gebruiksvergoeding aan eiseres, overweegt de voorzieningenrechter dat partijen niets hebben gesteld over en ook geen stukken in het geding hebben gebracht omtrent de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de Burgerlijke Stand van Aruba. Om die reden zal de voorzieningenrechter ervan uitgaan dat de echtscheidingsbeschikking van 22 mei 2017 tussen partijen in ieder geval uiterlijk op 21 november 2017 bij de Burgerlijke Stand van Aruba is ingeschreven en dat de gemeenschap tussen partijen sindsdien verdeeld kan worden. Voorts is voorshands aannemelijk dat gedaagde in redelijkheid pas op 22 november 2017 voor het eerst met een gebruiksvergoeding rekening behoefde te houden nu de echtscheiding uiterlijk op 21 november 2017 ingeschreven had moeten zijn.
4.6
Partijen twisten niet over de wijze van berekening van een door gedaagde aan eiseres te betalen gebruiksvergoeding. Zij gaan beiden uit van een maandelijkse gebruiksvergoeding die gebaseerd is op een percentage van de helft van de vrije marktwaarde van de woning gedeeld door de aantal maanden in een jaar. Gelet op het taxatierapport van 4 september 2016 bedraagt de vrije marktwaarde van de woning Afl. 113.940,-. Wel twisten partijen over de hoogte van het toe te passen percentage. Gezien het niveau van de huidige rentevergoedingen voor consumenten acht de voorzieningenrechter een percentage van 2,5% op zijn plaats. Het gerecht ziet voorshands in hetgeen eiseres heeft aangevoerd onvoldoende aanleiding om van dit percentage af te wijken.
4.7
De conclusie van het voorgaande is dat het gerecht voorshands bepaalt dat gedaagde, met ingang van 22 november 2017, een gebruiksvergoeding aan eiseres dient te voldoen van afgerond (((Afl. 113.940,- /2) x 2,5%) \12 =) Afl. 118,69 per maand.
Vervangende toestemming
4.8
Het wettelijk uitgangspunt is dat niemand gedwongen kan worden in een feitelijke onverdeeldheid van de beperkte gemeenschap van een woning te blijven.
4.9
Eiseres heeft aangevoerd dat zij vanwege de volgende redenen een gerechtvaardigd belang heeft bij de verkoop van de woning. Zij wenst niet langer bij haar zoon te wonen en wil haar deel in de woning te gelde maken om een eigen woning aan te kunnen schaffen. Voorts betaalt gedaagde geen partneralimentatie zoals in de echtscheidingsbeschikking is bevolen, leeft eiseres van een bescheiden pensioen en geniet zij verder geen inkomen om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat sprake is van kopers die bereid zijn de woning voor Afl. 113.000,- te kopen. Eiseres heeft in dat kader onweersproken gesteld dat er eerder een koper was die bereid was de woning te kopen, maar van de koop heeft afgezien aangezien gedaagde niet aan de verkoop wilde meewerken. Gedaagde heeft hiertegenover gesteld dat hij de woning wenst te kopen, maar dat hij de financiering pas rond zal kunnen krijgen wanneer een aanhangige procedure over zijn verblijfstitel met succes is afgerond. Dat gedaagde zelf in staat is of in staat zal zijn de woning te kopen, wordt door eiseres betwist. Gedaagde heeft zijn stelling, dat hij een aanhangige rechtsprocedure omtrent zijn verblijfstitel met succes moet afronden alvorens hij financiering kan aanvragen bij een bank om de woning te kopen, niet met stukken onderbouwd, aldus eiseres.
4.1
Gelet op het voorgaande is het gerecht voorshands van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat gedaagde de financiering rond zal krijgen om (het aandeel van eiseres in) de woning te kunnen kopen. Gedaagde heeft geen concrete stappen ondernomen om de financiering aan te vragen of om deze te krijgen.
4.11
De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het belang van eiseres om, na twee jaar wachten, de woning te verkopen en niet langer in de onverdeelde gemeenschap deel te nemen, dient te prevaleren boven het door gedaagde gestelde belang om de woning niet te verkopen totdat hij duidelijkheid heeft verkregen of hij (het aandeel van eiseres in) de woning al dan niet kan kopen. De verzochte vervangende toestemming ingevolge artikel 3:174 lid 1 BW, die ook in kort geding kan worden gegeven (HR 21 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4380), zal om die reden worden toegewezen, in die zin dat aan eiseres toestemming zal worden verleend om het recht van erfpacht te verkopen aan de heer [naam heer] en mevrouw [naam mevrouw] tegen een koopprijs van Afl. 113.000,00 en onder de voorwaarden zoals opgenomen in de voorlopige koopovereenkomst uit oktober 2018 (productie 4 bij inleidend verzoekschrift) dan wel om het recht van erfpacht onder dezelfde condities te verkopen aan een derde. Deze toestemming zal in tijd worden beperkt zoals opgenomen in het dictum.
4.12
De vordering zoals geformuleerd in het petitum onder c) ziet niet alleen op de verkrijging van vervangende toestemming voor de verkoop van de woning, maar strekt er tevens toe om een reële executie van het vonnis tot stand te kunnen brengen bij het uitblijven van de medewerking van de gedaagde aan de overdracht van (zijn aandeel in) het recht van erfpacht. Omdat nog geen concept-akte van levering in verband met de beoogde overdracht van de woning aan de heer [naam heer] en mevrouw [naam mevrouw] is opgesteld en omdat bovendien de mogelijkheid wordt opengelaten dat het recht van erfpacht onder dezelfde voorwaarden aan een derde zal worden verkocht, zal het gerecht niet bepalen dat dit vonnis in een deel van de leveringsakte zal treden zoals bedoeld in artikel 3:300 lid 2 BW. Toegewezen zal worden de eveneens onder c) gevorderde benoeming van een onzijdig persoon, die bevoegd zal zijn om de gedaagde bij de overdracht van het recht van erfpacht te vertegenwoordigen indien hij weigert zijn medewerking aan die overdracht te verlenen.
4.13
Omdat het uiteindelijk de voorkeur heeft dat gedaagde zelf de noodzakelijke medewerking verleent aan de levering van (zijn aandeel in) het recht van erfpacht aan de kopers, zal hij daartoe voor een laatste keer in de gelegenheid worden gesteld. De vordering zal daarom als hierna geformuleerd worden toegewezen.
4.14
Omdat de woning wordt verkocht, zal gedaagde deze ook dienen te ontruimen. Dat gedaagde geen familie heeft in Aruba en geen vervangende woonruimte heeft, is geen reden om de ontruiming niet te verlenen. Gedaagde is er sinds de echtscheidingsprocedure mee bekend dat hij de woning op enig moment zal moeten verlaten en had dus ruim de tijd om op zoek te gaan naar vervangende woonruimte. De ontruimingstermijn zal worden bepaald op vier weken.
4.15
Tot slot. Het gerecht begrijpt dat de beslissing dat de woning thans verkocht mag worden en dat hij deze moet ontruimen, gedaagde zwaar zal vallen. Dit is echter een noodzakelijk gevolg van het feit dat de huwelijksgoederengemeenschap verdeeld moet worden en dat eiseres er voorshands een gerechtvaardigd belang bij heeft dat thans ook daadwerkelijk tot die verdeling wordt overgegaan.
4.16
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De kosten voor de onzijdige persoon komen ten laste van gedaagde.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- beveelt gedaagde om aan eiseres bij wijze van voorschot te betalen een bedrag van Afl. 118,69 per maand vanaf 22 november 2017 totdat gedaagde het opstal op het perceel kadastraal bekend als Land Aruba, Vierde Afdeling, Sectie [letter], zoals omschreven in de meetbrief nummer [nummers], register [letter] Deel [nummers], nummer [nummers] (kadastraal blad [nummers]) heeft ontruimd;
- veroordeelt gedaagde om binnen vier weken na betekening van dit vonnis het opstal op het perceel, kadastraal bekend als Land Aruba, Vierde Afdeling, Sectie [letter], zoals omschreven in de meetbrief nummer [nummers], register [letter] Deel [nummers], nummer [nummers] (kadastraal blad [nummers]), te ontruimen;
- machtigt eiseres om, gedurende een periode van een jaar vanaf datum van deze uitspraak, het recht van erfpacht op het perceel kadastraal bekend als Land Aruba, Vierde Afdeling, Sectie [letter], zoals omschreven in meetbrief nummer [nummers], register [letter] Deel [nummers], nummer [nummers] (kadastraal blad [nummers]) voor een koopsom van Afl. 113.000,-, te verkopen aan de heer [naam heer] en mevrouw [naam mevrouw] dan wel aan een derde onder dezelfde voorwaarden;
- veroordeelt gedaagde om op een door de notaris te bepalen dag en tijdstip, met inachtneming van een oproepingstermijn van minimaal een week te verschijnen voor de notaris om mee te werken aan de overdracht van (zijn aandeel in) het recht van erfpacht op het perceel kadastraal bekend als Land Aruba, Vierde Afdeling, Sectie [letter], zoals omschreven in meetbrief nummer [nummers], register [letter] Deel [nummers], nummer [nummers] (kadastraal blad [nummers]) voor een koopprijs van Afl. 113.000,00 vrij en onbelast en overigens op de gebruikelijke overeengekomen bedingen;
- benoemt tot onzijdig persoon [naam onzijdig persoon], voormalig deurwaarder te Aruba, die gedaagde zal vertegenwoordigen indien hij weigert om medewerking te verlenen aan de hiervoor uitgesproken veroordeling tot levering van (zijn aandeel in) het recht van erfpacht;
- bepaalt dat de kosten van de onzijdige persoon ten laste komen van gedaagde en verstaat dat de kosten van de onzijdig persoon uit de opbrengst van het aandeel van de man kunnen worden voldaan;
- compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.