ECLI:NL:OGEAA:2019:172

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
AUA201803531
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van gezag over minderjarige en hoofdverblijfplaats

In deze zaak heeft de vader, verzoeker, een verzoek ingediend tot wijziging van het gezag over zijn minderjarige kind, geboren op [geboortedatum] 2016, en tot bepaling van de hoofdverblijfplaats bij hem. De moeder, verweerder, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De vader heeft aangevoerd dat hij sinds de geboorte van de minderjarige de zorg voor het kind op zich neemt en dat de communicatie met de moeder zeer slecht is. De procedure is gestart met een verzoekschrift op 2 november 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 februari 2019.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de moeder van rechtswege het gezag over de minderjarige uitoefent, maar dat de vader, die het kind op 1 november 2016 heeft erkend, ook de mogelijkheid heeft om gezamenlijk gezag te verzoeken. De rechter heeft in overweging genomen dat voor gezamenlijk gezag vereist is dat ouders in staat zijn om samen beslissingen te nemen over hun kind. Aangezien de moeder niet heeft gereageerd op het verzoek, heeft het gerecht besloten dat er onvoldoende informatie is om een beslissing te nemen. Daarom is de Voogdijraad verzocht om een onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van de partijen en om te rapporteren over de vraag of er een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige bestaat als het gezag gezamenlijk zou worden uitgeoefend.

De zaak is vervolgens verwezen naar een rolzitting voor overlegging van het rapport van de Voogdijraad, met een aanhouding van verdere beslissingen. De beschikking is gegeven door rechter J.J. Verhoeven op 26 maart 2019, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 26 maart 2019
Behorend bij EJ nr. AUA201803531
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[VERZOEKER],
wonende in Aruba, [adres],
VERZOEKER, hierna de vader,
in persoon,
tegen
[VERWEERSTER],
wonende in Aruba, [adres],
VERWEERSTER, hierna de moeder,
niet verschenen.
Belanghebbende:
[naam minderjarige], de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 2 november 2018,
  • de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 12 februari 2019, waaruit blijkt dat de man in persoon is verschenen. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw [vertegenwoordiger]. De moeder heeft geen verweerschrift ingediend en is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

De minderjarige voornoemd is op [geboortedatum] 2016 in Aruba uit de moeder geboren.
Hij is op 1 november 2016 door de vader erkend.
De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uit.
3.HET VERZOEK
Het verzoek strekt (zo begrijpt het gerecht) tot wijziging van het gezag, in die zin dat de vader gezamenlijk met de moeder dan wel alleen met het gezag over de minderjarige wordt belast. Voorts heeft de vader verzocht dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem wordt bepaald. Hierbij heeft hij aangevoerd dat hij sinds de geboorte van de minderjarige alleen de minderjarige verzorgt en dat de communicatie tussen hem en de moeder heel slecht is.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat art. 1:253e BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge art. 1:253c lid 1 BW tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt (lid 2).
4.2
Voor het uitoefenen van het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders. De vraag die de rechter in dat kader onder meer dient te beantwoorden is of er een onaanvaardbaar risico voor het kind bestaat dat het klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien zij het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
4.3
De moeder heeft geen verweer gevoerd.
4.4
Het gerecht acht zich in dit stadium onvoldoende voorgelicht om een beslissing te nemen en zal de Voogdijraad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen, ter beantwoording van de vraag of in dit geval een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige bestaat dat hij klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien de ouders het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen. Voorts zou de Voogdijraad onderzoeken of in het belang van de minderjarige is dat de vader alleen met het gezag belast wordt.
4.5
De zaak zal worden verwezen naar een hieronder te vermelden rolzitting voor overlegging van het rapport zijdens de Voogdijraad.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verzoekt de Voogdijraad om onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen en daarover een rapport uit te brengen, waarin de hierboven in overweging 4.4 geformuleerde vraag dient te worden beantwoord,
verwijst de zaak naar de zitting van
dinsdag, 18 juni 2019 om 8.30 uur, voor het indienen van het rapport zijdens de Voogdijraad,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 26 maart 2019 in aanwezigheid van de griffier.