ECLI:NL:OGEAA:2018:77
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toelating en verblijf van vreemdelingen in Aruba met betrekking tot het Nederlanderschap
In deze zaak heeft appellante, die in Aruba woont, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Gouverneur van Aruba, die haar verzoek om bevestiging van haar optie tot verkrijging van het Nederlanderschap had geweigerd. Appellante stelt dat zij gelijkgesteld moet worden aan een in de Nederlandse Antillen geboren Nederlander en daarom niet toelatingsplichtig is. Ze verwijst naar een arrest van de Hoge Raad van 24 november 2000, waarin werd geoordeeld dat de echtgenoot van een in de Nederlandse Antillen geboren Nederlander niet onder de toelatingsplicht valt. Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba oordeelt echter dat uit het genoemde arrest en latere rechtspraak niet blijkt dat de echtgenoot van een genaturaliseerde Nederlander ook niet toelatingsplichtig is. Het Gerecht concludeert dat appellante niet voldoet aan de vereisten voor het verkrijgen van het Nederlanderschap, omdat zij niet kan aantonen dat zij gedurende de vereiste periode van vijftien jaren onafgebroken op Aruba heeft verbleven. Het Gerecht wijst op een verblijfsgat in haar verblijfsstatus van 2 oktober 2001 tot 9 april 2003, waarin zij geen geldige verblijfsvergunning had. De uitspraak van het Gerecht is gedaan op 29 januari 2018, en het beroep is ongegrond verklaard.