In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 31 januari 2017 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen de vader en de moeder van de minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde Jacinto L. Thijsen, verzocht om wijziging van de eerdere beschikking van 21 november 2011, waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder was vastgesteld en de vader verplicht was tot het betalen van Afl. 300,- per maand aan kinderalimentatie. De vader stelde dat de minderjarige sinds 11 oktober 2015 bij zijn ouders woont, nadat de moeder haar uit huis had gezet, en dat hij alle kosten voor de minderjarige draagt.
De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.F. Croes, voerde verweer en stelde dat de vader zich niet aan de eerdere beschikking had gehouden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de relatie tussen de minderjarige en beide ouders. De minderjarige, die inmiddels bij de vader woont, heeft aangegeven zich gekwetst te voelen door de moeder. Gezien haar leeftijd en voorkeur heeft de rechtbank besloten dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zal zijn.
Wat betreft de kinderalimentatie heeft de rechtbank vastgesteld dat de eerdere alimentatiebeschikking niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet door gewijzigde omstandigheden. De vader heeft een netto-maandinkomen van Afl. 7.365,- en de moeder een netto-maandinkomen van Afl. 6.889,-. De rechtbank heeft geoordeeld dat de moeder in staat is om een bijdrage van Afl. 250,- per maand te leveren voor de kosten van de minderjarige, terwijl de alimentatieverplichting van de vader op nihil wordt gesteld. De beschikking van 21 november 2011 is aldus gewijzigd, en de nieuwe alimentatieverplichtingen zijn per heden ingegaan.