ECLI:NL:HR:2000:AA4724
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Neleman
- J. Jansen
- W. Hammerstein
- M. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Wijziging van alimentatieverplichting na echtscheiding en wijziging van omstandigheden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de wijziging van een alimentatieverplichting na echtscheiding. De man, verzoeker in cassatie, had op 5 november 1997 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Haarlem om zijn alimentatieverplichting jegens de vrouw, verzoekster in cassatie, te wijzigen. De vrouw was niet verschenen bij de Rechtbank, die op 27 januari 1998 het verzoek van de man grotendeels toewijsde. De vrouw ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 21 januari 1999 de beschikking van de Rechtbank vernietigde en de alimentatie met ingang van 1 maart 1998 op nihil stelde. De vrouw stelde beroep in cassatie in tegen deze beschikking.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat de vrouw, gezien haar financiële situatie en de wijziging van omstandigheden, in staat was om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De vrouw had een aanzienlijk bedrag uit de nalatenschap van haar vader ontvangen en dit in haar onderneming gestort, wat leidde tot substantiële inkomsten. De Hoge Raad verwierp het cassatiemiddel van de vrouw, waarbij zij aanvoerde dat het Hof de wettelijke maatstaven had miskend. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de stellingen van de vrouw niet onjuist had opgevat en dat de beslissing van het Hof niet onbegrijpelijk was.
De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor de rechter om alimentatiebeschikkingen te wijzigen op basis van gewijzigde omstandigheden, en dat partijen niet altijd bewust hoeven af te wijken van wettelijke maatstaven om een wijziging te rechtvaardigen. De Hoge Raad bevestigde dat de rechter vrij is om relevante omstandigheden in overweging te nemen bij het beoordelen van alimentatieverplichtingen, zonder gebonden te zijn aan eerdere overeenkomsten.