In deze zaak heeft de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.L. Griffith, verzocht om het gezag over zijn minderjarige kinderen voortaan alleen door hem uit te oefenen, dan wel gezamenlijk met de moeder, en om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te vestigen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.S. Edwards, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. De minderjarigen, [A], [B] en [C], zijn geboren in respectievelijk 2003, 2008 en 2009 en zijn door de vader erkend. De moeder heeft van rechtswege het gezag over de kinderen. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 4 december 2015 is ingediend. De Voogdijraad heeft in een rapport van 7 juni 2016 geconcludeerd dat het eenhoofdig gezag bij de moeder moet blijven, omdat er geen communicatie tussen de ouders is en de vader nauwelijks betrokken is bij de opvoeding van de kinderen. Het gerecht heeft de argumenten van de Voogdijraad en de wensen van de minderjarigen in overweging genomen. Het gerecht heeft geoordeeld dat het gebrek aan communicatie tussen de ouders een belemmering vormt voor gezamenlijk gezag. De vader heeft wel recht op omgang met de kinderen, en de omgangsregeling is vastgesteld. De rechter heeft besloten dat de vader het eenhoofdig gezag over de oudste minderjarige [A] zal krijgen, terwijl de omgangsregeling met de moeder is vastgesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de kosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.