ECLI:NL:OGEAA:2016:900

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
9 januari 2017
Zaaknummer
EJ nr. 2761 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarigen

In deze zaak heeft de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.L. Griffith, verzocht om het gezag over zijn minderjarige kinderen voortaan alleen door hem uit te oefenen, dan wel gezamenlijk met de moeder, en om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te vestigen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.S. Edwards, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. De minderjarigen, [A], [B] en [C], zijn geboren in respectievelijk 2003, 2008 en 2009 en zijn door de vader erkend. De moeder heeft van rechtswege het gezag over de kinderen. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 4 december 2015 is ingediend. De Voogdijraad heeft in een rapport van 7 juni 2016 geconcludeerd dat het eenhoofdig gezag bij de moeder moet blijven, omdat er geen communicatie tussen de ouders is en de vader nauwelijks betrokken is bij de opvoeding van de kinderen. Het gerecht heeft de argumenten van de Voogdijraad en de wensen van de minderjarigen in overweging genomen. Het gerecht heeft geoordeeld dat het gebrek aan communicatie tussen de ouders een belemmering vormt voor gezamenlijk gezag. De vader heeft wel recht op omgang met de kinderen, en de omgangsregeling is vastgesteld. De rechter heeft besloten dat de vader het eenhoofdig gezag over de oudste minderjarige [A] zal krijgen, terwijl de omgangsregeling met de moeder is vastgesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de kosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 13 december 2016
Behorend bij EJ nr. 2761 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[X],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen:
[Y],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. C.S. Edwards.
Belanghebbenden:
1. [A],
2. [B],
3. [C],
de minderjarigen.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 4 december 2015,
  • de griffiersaantekeningen van het verhoor van de minderjarige [A] op 1 februari 2016,
  • het milieurapport van de Voogdijraad, gedateerd 7 juni 2016,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling op 20 september 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader en de moeder, bijgestaan door hun gemachtigden. Namens de Voogdijraad zijn verschenen A. Flanders, G. Hoogvliets en L. Petrochi. Tevens is veschenen M. Willems-Hernandez namens Fundacion Guia Mi.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de moeder zijn in Aruba geboren: op [datum] 2003 [A], op [datum] 2008 [B] en op [datum] 2009 [C]. De minderjarigen zijn door de vader erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarigen alleen uit.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 3 november 2015 zijn de minderjarigen sub 2 en 3 voorlopig onder toezicht gesteld en is er een machtiging verleend tot plaatsing van de minderjarigen in het kindertehuis [kindertehuis] tot aan de uitspraak van de definitieve ondertoezichtstelling. Sedert juni 2016 zijn zij weer bij de moeder geplaatst met dagbehandeling bij [kindertehuis].
2.3
De minderjarige sub 1 woont sedert ruim zeven jaren bij de grootmoeder vaderszijde, alwaar ook de vader verblijft.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt ertoe dat het gezag over de minderjarigen voortaan alleen door de vader wordt uitgeoefend, althans door de vader en de moeder gezamenlijk alsmede dat de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de vader zullen hebben, onder vaststelling van een omgangsregeling met de moeder.
3.2
De moeder heeft tegen het verzoek verweer gevoerd.

4.DE BEOORDELING

4.1
Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken. Op grond van art. 1:253c lid 2 BW is een dergelijk verzoek toewijsbaar als het gerecht dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt.
4.2
In zijn rapport van 7 juni 2016 komt de Voogdijraad tot de conclusie dat het eenhoofdig gezag over de minderjarigen bij de moeder dient te blijven berusten aangezien er tussen de moeder en de vader geen sprake is van communicatie, althans niet over de minderjarigen. De vader geeft verder nauwelijks invulling aan de verzorging en opvoeding van de minderjarigen en laat dit, voor zover er sprake is van omgang, hoofdzakelijk over aan diens moeder (grootmoeder vaderszijde). De Voogdijraad is verder van oordeel dat de minderjarige sub 1 negatief wordt beïnvloed door grootmoeder vaderszijde hetgeen de gezagsuitoefening van de moeder over hem negatief beïnvloedt. Op grond hiervan is de Voogdijraad van mening dat ook het hoofdverblijf van de minderjarige sub 1 uiteindelijk ook feitelijk bij de moeder dient te zijn. De vader dient om het weekeinde omgang van de minderjarigen sub 2 en 3 te hebben en, gedurende de overgangsperiode dat de minderjarige sub 1 nog bij grootmoeder vaderszijde zal verblijven, dient de moeder elk weekeinde en gedurende een dag per week omgang met de minderjarige sub 1 te hebben, aldus de Voogdijraad.
4.3
Gezien het rapport van de Voogdijraad en gehoord partijen, is het gerecht van oordeel dat het gebrek aan communicatie tussen de vader en de moeder in de weg staat aan de uitoefening van gezamenlijk gezag. Het gerecht ziet voorts onvoldoende gronden om ten aanzien van het gezag over de minderjarigen sub 2 en 3 een wijziging aan te brengen. Daarbij is in aanmerking genomen dat het gerecht bij uitspraak van heden hun ondertoezichtstelling heeft uitgesproken, hetgeen inhoudt dat de moeder de nodige hulp en begeleiding zal krijgen bij de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Met de vader zal de hierna te melden omgangsregeling worden vastgesteld. Het gerecht acht het echter niet in het belang van de minderjarige sub 1 dat deze, na ruim zeven jaar tezamen met de vader bij grootmoeder vaderszijde te hebben gewoond, zijn feitelijk hoofdverblijf bij de moeder zal hebben. Het gerecht houdt daarbij rekening met de uitdrukkelijke wens van de minderjarige sub 1 om bij zijn grootmoeder (en vader) te blijven wonen. Het gerecht acht het daarom wenselijk de juridische situatie zoveel mogelijk in overeenstemming te doen zijn met de feitelijke situatie en de vader met het eenhoofdig gezag over de minderjarige sub 1 te belasten, onder vaststelling van de hierna te melden omgangsregeling met de moeder.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat aan de vader, [X], voortaan alleen het gezag zal toekomen over de minderjarige [A], geboren op [datum] 2003 in Aruba,
bepaalt de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarige [A] als volgt:
- om het weekeinde, vanaf vrijdag 15.00 uur tot zondag om 17.00 uur,
en de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen [B] en [C] als volgt:
- om het weekeinde, vanaf vrijdag 15.00 uur tot zondag om 17.00 uur,
met dien verstande dat alle minderjarigen gedurende de omgang zoveel mogelijk gelijktijdig bij hetzij de vader, hetzij de moeder verblijven,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, ter zitting van 13 december 2016 in aanwezigheid van de griffier.