ECLI:NL:OGEAA:2016:692

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
19 oktober 2016
Zaaknummer
EJ nr. 2498 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag en alimentatie in een civiele procedure tussen ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vader verzocht om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind met de moeder. De procedure is gestart met een tussenbeschikking op 12 januari 2016, waarin de Voogdijraad werd verzocht om onderzoek te doen naar de sociale omstandigheden van de ouders. Dit onderzoek was noodzakelijk om te beoordelen of er een onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De Voogdijraad heeft op 8 april 2016 een rapport ingediend, waarin werd geconcludeerd dat er geen onaanvaardbaar risico was en dat gezamenlijk gezag mogelijk was.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2016 hebben beide ouders, bijgestaan door hun advocaten, hun standpunten toegelicht. De moeder heeft zich verzet tegen het advies van de Voogdijraad, waarbij zij aangaf dat de communicatie tussen de ouders sinds het onderzoek is verslechterd. De vader daarentegen stelde dat er nog steeds een minimale communicatie bestaat over de zorg voor hun kind.

Na beoordeling van het rapport van de Voogdijraad en de argumenten van beide partijen, oordeelde het gerecht dat beide ouders in staat zijn om gezamenlijk het gezag over hun kind uit te oefenen. Tevens werd er een overeenkomst bereikt over de kinderalimentatie, waarbij de vader zich heeft verplicht om Afl. 350,- per maand bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De beschikking werd gegeven op 11 oktober 2016 door rechter W.C.E. Winfield, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 11 oktober 2016
Behorend bij EJ nr. 2498 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
[de vader],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn, voorheen procederend in persoon,
tegen
[de moeder],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza.
Belanghebbende:
[de minderjarige], de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt onder andere uit de tussen partijen gewezen tussenbeschikking van dit gerecht van 12 januari 2016, waarbij de Voogdijraad is verzocht onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen ter beantwoording van de vraag of een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren zal raken tussen de ouders en niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 8 april 2016;
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling op 30 augustus 2016, waaruit blijkt dat partijen bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd, zijn verschenen, en dat namens de Voogdijraad aanwezig was mevrouw G. Hoogvliets;
- het bij de mondelinge behandeling gedane verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling..
De uitspraak is hierna bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Het ouderlijk gezag

2.1
Aan de orde is het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarige te worden belast.
2.2
Uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag welke gezagsvoorziening in het belang van de minderjarige wenselijk is, is dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat alleen een van de ouders met het gezag over hem blijft belast, zoals met name indien er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen (vgl. HR 18 maart 2005, LJN AS8525).
Voor gezamenlijk gezag is, volgens vaste jurisprudentie, vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans dat zij tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond hun kind kunnen voordoen.
2.3
De Voogdijraad schrijft in zijn rapport van 7 april 2016, dat uit het onderzoek is gebleken dat de ouders minimaal met elkaar kunnen communiceren omtrent aangelegenheden die de minderjarige aangaan. Volgens de Voogdijraad bestaat er geen onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders indien dezen gezamenlijk het gezag gaan uitoefenen. Geadviseerd wordt derhalve om de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten.
2.4
Ter zitting heeft de moeder zich tegen dit advies verzet. Zij heeft te kennen gegeven dat de communicatie sinds het onderzoek van de Voogdijraad is verslechterd en dat partijen amper met elkaar communiceren. De vader heeft, in tegenstelling tot hetgeen de moeder ter zitting heeft betoogd, aangevoerd dat er tussen hem en de moeder een minimale vorm van communicatie bestaat wat de minderjarige betreft. De vader heeft nogmaals benadrukt dat hij mede wenst te beslissen over belangrijke zaken die de minderjarige aangaan.
2.5
Gelet op het rapport van de Voogdijraad en hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd, acht het gerecht partijen geschikt en in staat de minderjarige naar behoren te verzorgen en op te voeden. Voorts worden zij in staat geacht om zodanig met elkaar te communiceren dat zij tot onderlinge afspraken kunnen komen over de situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen. Van partijen mag verwacht worden dat zij zich daarvoor zullen inzetten en het gerecht acht hen daartoe in staat. Onder deze omstandigheden is het gerecht van oordeel dat het in het belang van de minderjarige is dat beide ouders worden belast met het gezag over hem.
Kinderalimentatie
2.6
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat vader met een bedrag van Afl. 350,- per maand zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Het gerecht zal dienovereenkomstig beslissen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
veroordeelt [de vader] om met ingang van 1 september 2016, telkens bij vooruitbetaling, te betalen een bedrag van Afl. 350.-- per maand als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige], geboren op [datum] 2013 in Aruba, uit de vrouw [de moeder];
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de vader, [de vader], voortaan gezamenlijk met de moeder het gezag over [de minderjarige] zal uitoefenen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag, 11 oktober 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.