ECLI:NL:OGEAA:2016:3

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 januari 2016
Publicatiedatum
7 januari 2016
Zaaknummer
EJ nr. 290 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag op verzoek van ouders in het belang van de minderjarige

In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 5 januari 2016, wordt het verzoek van de vader tot beëindiging van het gezamenlijk gezag over de minderjarige sub 1 behandeld. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena, verzoekt om het gezamenlijk gezag te beëindigen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.U. Thielman, zich verzet tegen dit verzoek. De procedure volgt op een eerdere beschikking van 23 juni 2015, waarin de kinderalimentatie was vastgesteld. De Voogdijraad heeft op 12 oktober 2015 een rapport ingediend, en er heeft een minderjarigenverhoor plaatsgevonden op 16 november 2015. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 november 2015 waren beide ouders aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden, en vertegenwoordigers van de Voogdijraad.

Het gerecht overweegt dat op basis van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek van Aruba het gezamenlijk gezag kan worden beëindigd indien de omstandigheden zijn gewijzigd. Het onderzoek van de Voogdijraad toont aan dat de communicatie tussen de ouders ernstig problematisch is, en dat de vader geen contact heeft met de minderjarige sub 1. Het gerecht concludeert dat de minderjarige sub 1 klem is geraakt tussen de ouders, en dat er geen verbetering te verwachten valt. Daarom wordt het gezamenlijk gezag over deze minderjarige beëindigd en wordt het gezag voortaan alleen aan de moeder toegewezen. Voor de minderjarige sub 2 is er geen wijziging van omstandigheden, waardoor het verzoek van de moeder wordt afgewezen.

De beschikking verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad en compenseert de kosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door rechter mr. W.C.E. Winfield, ter zitting van 5 januari 2016.

Uitspraak

Beschikking van 5 januari 2016
Behorend bij EJ nr. 290 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
Vader,
wonende in Aruba,
VERZOEKER, tevens verweerder in het zelfstandige verzoek hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena,
tegen
Moeder,
wonende in Aruba,
VERWEER, tevens verzoekster in het zelfstandige verzoek, hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. H.U. Thielman.
Belanghebbenden:
Minderjarige sub 1,
Minderjarige sub 2,
de minderjarigen.

1.DE PROCEDURE

De eerdere procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 23 juni 2015 waarbij de kinderalimentatie is vastgesteld. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 12 oktober 2015,
  • het minderjarigenverhoor van minderjarige sub 1, van 16 november 2015,
  • de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 17 november 2015, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader bij zijn gemachtigde en de moeder bijgestaan door haar gemachtigde. Namens de Voogdijraad is aanwezig mevrouw A. Flanders en mevrouw G. Hoogvliets.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Gezag

2.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de desbetreffende beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Het gerecht overweegt dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat een van de ouders met het gezag wordt belast, zoals met name indien de (communicatie)problemen tussen de ouders zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt. (vgl. HR 18 maart 2005, LJN ECLI:NL:HR:2005:AS8525 en HR 10 september 1999, NJ 2000, 20).
2.2
Uit het onderzoek van de Voogdijraad is gebleken dat de ouders over de minderjarige [minderjarige sub 2] minimaal contact hebben zonder dat de minderjarige hierin klem of verloren dreigt te raken. Het onderzoek heeft voorts uitgewezen dat de vader er bewust voor heeft gekozen om geen contact te hebben over en met de minderjarige [minderjarige sub 1], geen beslissingen over haar te nemen en geen interesse en betrokkenheid in haar leven te tonen. In de praktijk wordt het gezag over minderjarige sub 1 alleen door de moeder uitgevoerd.
2.3
Gelet op het rapport van de Voogdijraad en op hetgeen partijen ter zitting over en weer hebben aangevoerd, is het gerecht van oordeel dat de minderjarige [minderjarige sub 1] klem is geraakt tussen de ouders en niet valt te verwachten dat er binnen afzienbare tijd voldoende verbetering hierin komt. Dit levert een wijziging van omstandigheden op zoals bedoeld in artikel 1:253n BW, zodat het gerecht het gezamenlijk gezag ten aanzien van minderjarige sub 1 zal beëindigen en zal bepalen dat het gezag voortaan alleen aan de moeder toekomt. Ten aanzien van de minderjarige [minderjarige sub 2] is er naar het oordeel van het gerecht geen sprake van een wijziging van omstandigheden waardoor het verzoek van de moeder zal worden afgewezen.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
beëindigt het gezamenlijk gezag van vader[naam] en moeder[naam] over de minderjarige [minderjarige sub 1], geboren op [datum] 1999 in Aruba,
bepaalt dat het gezag over voornoemde minderjarige voortaan alleen aan de moeder, moeder[naam], toekomt,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, ter zitting van 5 januari 2016 in aanwezigheid van de griffier.