ECLI:NL:OGEAA:2016:169

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 maart 2016
Publicatiedatum
23 maart 2016
Zaaknummer
EJ nr. 2687 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatie en omgangsregeling in een zaak tussen ouders van een minderjarige

In deze alimentatiezaak tussen de moeder (X) en de vader (Y) van de minderjarige Z, heeft de moeder verzocht om een verhoging van de kinderalimentatie naar Afl. 650,- per maand. De vader heeft hiertegen verweer gevoerd en een omgangsregeling verzocht. De procedure begon met een verzoekschrift van de moeder op 25 november 2015, gevolgd door een verweerschrift van de vader op 26 januari 2016. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 februari 2016. De minderjarige, geboren in 1999, woont bij de moeder, die het ouderlijk gezag alleen uitoefent. De vader erkent de minderjarige en heeft verzocht om een omgangsregeling. Het gerecht heeft vastgesteld dat de ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind, en dat de vader voldoende draagkracht heeft om de gevraagde alimentatie te betalen. De moeder heeft geen draagkracht. De alimentatie is vastgesteld op Afl. 650,- per maand, met een ingangsdatum van 1 januari 2016. De omgangsregeling is vastgesteld op elke vrijdag en één weekend per maand. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 15 maart 2016
Behorend bij EJ nr. 2687 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
X,
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza,
en
Y,
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. C.H. Lejuez.
Belanghebbende:
Z, de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 25 november 2015;
  • het op 26 januari 2016 door verweerder ingediende verweerschrift met producties, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek;
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 2 februari 2016, alwaar partijen bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd, zijn verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, waaruit op [adres] 1999 de thans nog minderjarige en door de vader erkende minderjarige is geboren. De minderjarige woont bij de moeder, die van rechtswege het ouderlijk gezag over hem alleen uitoefent.

3.HET VERZOEK

3.1
De moeder verzoekt om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking de vader te veroordelen tot betaling van een bedrag van Afl. 650,- per maand als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.
3.2
De vader heeft hiertegen draagkrachtverweer gevoerd en de door de moeder opgevoerde bijzondere kosten van de minderjarige betwist en heeft tevens verzocht om een omgangsregeling te bepalen tussen hem en de minderjarige alsmede om de Voogdijraad op te dragen een milieurapportage op te stellen met betrekking de sociale omstandigheden van de minderjarige.

4.DE BEOORDELING

Alimentatie

4.1
Ouders zijn verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
Bij beschikking van dit gerecht van 16 maart 2006 (EJ-3222/05), is de vader veroordeeld tot betaling van een bedrag van Afl. 275,- per maand als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De moeder heeft verzocht – zo begrijpt het gerecht - om de voornoemde beschikking van 16 maart 2006 te wijzigen aldus dat het door de vader te betalen bedrag aan kinderalimentatie ten behoeve van de thans nog minderjarige wordt bepaald op Afl. 650,- per maand.
4.3
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:401 lid 1 BWA. Ingevolge die bepaling kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud, bij latere uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
4.4
De vader heeft niet weersproken dat sprake is van wijziging van omstandigheden als vorenbedoeld. De aard van de alimentatiebeschikking op de voet van art. 1:401 lid 1 BWA brengt mee dat de rechter, wanneer hij heeft vastgesteld dat een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud door een wijziging van omstandigheden heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen, geheel vrij is om met inachtneming van alle ten tijde van zijn beslissing bestaande relevante omstandigheden en zonder door de aldus achterhaalde uitspraak in zijn vrijheid te worden beperkt, die uitspraak te wijzigen dan wel in te trekken (vgl. HR d.d. 4 februari 2000; ECLI:NL:HR:2000:AA4724).
Het gerecht zal gelet hierop de alimentatie opnieuw vaststellen.
4.5
Kosten minderjarige
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie is de behoefte van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Bij het vaststellen van de behoefte van een kind hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor een kind in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 650,- per maand bedraagt. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten en de kosten aan kleding, recreatie en persoonlijke verzorging. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de minderjarige die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 650,-. In dit geval zijn er geen bijzondere uitgaven gesteld. Gelet hierop kunnen de kosten van de minderjarige worden vastgesteld op Afl. 650,- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
4.6
Draagkracht moeder
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 1.636,70.
Het gerecht houdt wat betreft de lasten rekening met een maandelijks bedrag van Afl. 311,- aan aflossing aan FCCA en een maandelijks bedrag Afl. 500,- van een persoonlijke lening bij Island Finance alsmede met een forfaitair bedrag van Afl. 1.400,- per maand voor het eigen levensonderhoud. Dit betekent dat de moeder geen draagkracht heeft.
4.7
Draagkracht vader
Uit de door de vader overgelegde loonstroken acht het gerecht aannemelijk geworden dat hij, inclusief overuren en ‘points’ (een vorm van fooien), een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 4.500,-
.Wat betreft de lasten houdt het gerecht rekening met een bedrag van Afl. 1.327,- aan aflossing van een hypotheeklening, Afl. 475,- aan aflossing van een persoonlijke lening en Alf. 443,- aan aflossing bij Island Finance alsmede eveneens met een forfaitair bedrag van Afl. 1.400,- per maand voor het eigen levensonderhoud. Dit betekent dat de draagkracht van de vader Afl. 855,- bedraagt.
4.8
Nu de draagkracht van de vader voldoende is om te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de moeder geen draagkracht heeft, is een bijdrage door de vader van Afl. 650,- per maand in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. Het gerecht zal de door de vader ten behoeve van de minderjarige te betalen onderhoudsbijdrage bepalen op dit bedrag.
4.9
De ingangsdatum zal worden bepaald op 1 januari 2016, zijnde de datum waarop de vader wordt geacht van het verzoekschrift op de hoogte te zijn geraakt.
4.1
Omgang
De vader heeft bij zelfstandig verzoek verzocht om een omgangsregeling tussen hem en de minderjarige vast te stellen, en heeft hiertoe een voorstel gedaan.
4.11
Ter terechtzitting heeft de moeder te kennen gegeven zich te kunnen vinden in de door de vader voorgestelde omgangsregeling. Het gerecht zal de omgang dienovereenkomstig bepalen, nu het gerecht van oordeel is deze omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige in het belang van de minderjarige is.
4.12
Onderzoek Voogdijraad
Nu geen verdere beslissingen voorliggen, bestaat thans geen grond om de Voogdijraad met enig onderzoek te belasten. Het desbetreffende verzoek van de vader wordt afgewezen.
4.13
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
veroordeelt Y om met ingang van [datum] 2016, en in de toekomst telkens bij vooruitbetaling, via de Voogdijraad, te betalen een bedrag van Afl. 650,- per maand als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van Z, geboren op [datum] 1999 in Aruba;
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige als volgt:
 elke vrijdag vanaf 13.30 uur tot de volgende zaterdagmiddag om 12.00 uur, waarbij de vader de minderjarige op vrijdag van school zal ophalen en op zaterdag weer thuis zal brengen;
 één weekeinde in de maand vanaf vrijdag 13.30 uur tot de daarop volgende maandagmorgen, waarbij de vader de minderjarige op vrijdag van school zal ophalen en op maandagmorgen naar school zal brengen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de proceskosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 15 maart 2016 in aanwezigheid van de griffier.