ECLI:NL:OGEAA:2015:545
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding voor rechtsbijstand in bestuursrechtelijke procedure inzake vergunning tot tijdelijk verblijf
In deze zaak heeft appellant verzocht om vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand in verband met zijn beroep tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar tegen de weigering van de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen. Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft op 16 november 2015 uitspraak gedaan in deze kwestie. De zaak is teruggewezen door het Hof, omdat het Gerecht in een eerdere uitspraak niet tot een inhoudelijke beoordeling van het beroepschrift was gekomen. Het Gerecht moest nu beoordelen of de minister op juiste gronden zijn weigering om een schadevergoeding toe te kennen had gehandhaafd.
Het Gerecht oordeelde dat de minister niet onrechtmatig had gehandeld door niet tijdig op het bezwaar te beslissen, maar dat de bestreden fictieve beschikking niet voorzien was van een kenbare motivering, wat in strijd was met het motiveringsbeginsel. Hierdoor moest de beschikking als onrechtmatig worden aangemerkt, wat de minister verplichtte om de daaruit voortvloeiende schade aan appellant te vergoeden. Het beroep van appellant werd gegrond verklaard, de beschikking van de minister werd vernietigd, en appellant kreeg een schadevergoeding van Afl. 500,= toegekend. Daarnaast werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de procedure, die op Afl. 2.000,= werden begroot.
De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij bestuursbesluiten en de rechten van appellanten in bestuursrechtelijke procedures. Het Gerecht heeft de beschikking van de minister herroepen en de schadevergoeding toegekend, waarmee het recht van appellant op vergoeding van gemaakte kosten werd erkend.