ECLI:NL:OGEAA:2015:399

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
9 oktober 2015
Zaaknummer
EJ nr. 2557 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van ouderlijk gezag en omgangsregeling in een civiele procedure

In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 6 oktober 2015, wordt het verzoek van de man, A, tot wijziging van het ouderlijk gezag en de omgangsregeling met betrekking tot zijn minderjarige kind, C, behandeld. De vrouw, B, is de verweerder in deze zaak. De procedure volgt op een eerdere beschikking van 15 april 2015, waarin partijen de opdracht kregen om een voorschot op de kosten van de Voogdijraad Curaçao te betalen voor een onderzoek naar de sociale omstandigheden van partijen. Dit onderzoek heeft echter niet plaatsgevonden, omdat geen van de partijen aan de betalingsopdracht heeft voldaan. Het gerecht oordeelt dat een dergelijk onderzoek niet langer nodig is, gezien de omstandigheden en de onderlinge omgangsregeling die partijen inmiddels hebben getroffen.

Het gerecht overweegt dat het in het belang van de minderjarige is dat beide ouders gezamenlijk gezag uitoefenen, tenzij er sprake is van onaanvaardbare risico's voor het kind. In dit geval is gebleken dat de omgangsregeling die partijen hebben afgesproken goed wordt nageleefd en dat er voldoende communicatie is tussen de ouders over de opvoeding van de minderjarige. De vrouw heeft bezwaren geuit tegen het delen van het gezag, maar het gerecht vindt deze bezwaren onvoldoende onderbouwd.

De beschikking bepaalt dat de vader, A, voortaan gezamenlijk met de moeder, B, het gezag over de minderjarige C zal uitoefenen. Daarnaast wordt de omgangsregeling vastgesteld, die onder andere inhoudt dat de vader om de week een weekend met de minderjarige doorbrengt, en dat er specifieke afspraken zijn voor vakanties en speciale gelegenheden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en is gegeven door rechter W.C.E. Winfield.

Uitspraak

Beschikking van 6 oktober 2015
Behorend bij EJ nr. 2557 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
A,
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen
B,
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. E. Rosenstandt.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 15 april 2015. De verdere procedure blijkt uit:
 de producties overgelegd door de vrouw op 21 augustus 2015;
 de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 25 augustus 2015, waar partijen zijn verschenen in persoon, bijgestaan door hun gemachtigden.
De uitspraak .

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Gebleken is dat geen der partijen gevolg heeft gegeven aan de hun in de beschikking van 15 april 2015 gegeven opdracht tot betaling van een voorschot op de kosten van de Voogdijraad Curaçao ter zake van het door deze te verrichten onderzoek naar de sociale omstandigheden van partijen. Dit onderzoek heeft dientengevolge niet plaatsgevonden. Op grond van de mondelinge behandeling op 25 augustus 2015 is het gerecht thans van oordeel dat een onderzoek als hiervoor bedoeld niet langer nodig is. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Gezag
2.2
Bij de beoordeling van de vraag welke gezagsvoorziening in het belang van de minderjarige wenselijk is, neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
Uitgangspunt is dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat alleen een van de ouders met het gezag over hem wordt belast, zoals met name indien er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen (vgl. HR 18 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS8525).
2.3
Gebleken is dat partijen inmiddels onderling tot een omgangsregeling zijn gekomen die die in zijn algemeenheid goed wordt nageleefd. De omvang van deze omgangsregeling rechtvaardigt het vermoeden dat partijen in elk geval op zakelijk niveau met elkaar kunnen communiceren over de opvoeding van de minderjarige. Concrete aanwijzingen voor het tegendeel zijn het gerecht niet gebleken. Daarbij is in aanmerking genomen dat het verzet van de vrouw tegen het delen van het gezag over de minderjarige vooral is gebaseerd op haar vermoeden dat de man niet oprecht is in zijn wens om mede met het gezag te worden belast. Voor dit vermoeden, dat door de man wordt weersproken, vindt het gerecht evenwel onvoldoende concrete aanknopingspunten. Bezien in het licht van de hiervoor weergegeven maatstaf, ziet het gerecht daarom geen beletsel voor toekenning van het verzoek van de man. Het verzoek wordt derhalve ingewilligd.
Omgang
2.4
Het gerecht zal de omgangsregeling vaststellen zoals die door partijen wordt gehanteerd, met enige aanvullingen, waar het de vakanties betreft. Ook over die aanvullingen bestaat tussen partijen in grote mate overeenstemming.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat de vader, A, voortaan gezamenlijk met de moeder, B, het gezag over C, geboren op …. 2011 in Aruba, zal uitoefenen;
bepaalt dat de griffier van dit gerecht deze beslissing zal aantekenen in het gezagsregister;
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader, A, en de minderjarige C, geboren op …. 2011 in Aruba, als volgt:
 om de week een weekeinde, aanvangende op vrijdag na schooltijd en eindigende op maandag tot het begin van de school; indien er geen schoollessen zijn vangt de omgang aan op vrijdag 14.00 uur en eindigt zij op zondag 18.00 uur;
 gedurende de grote schoolvakantie (zomervakantie): gedurende ten minste twee weken;
 gedurende de paas-, herfst- en kerstvakantie: gedurende de helft van deze vakanties, met dien verstande dat de minderjarige om het jaar de kerstdagen, dan wel oud- en nieuwjaar bij de vader doorbrengt (de minderjarige brengt in een bepaald jaar dus hetzij de Kerst, hetzij Oud- en nieuwjaar bij de vader door);
 de verjaardag van de minderjarige: om het jaar;
 Vaderdag: in elk geval van 10.00 uur tot 18.00 uur; omgekeerd geldt dat de minderjarige op Moederdag in elk geval van 10.00 tot 18.00 uur bij de moeder verblijft;
 de verjaardag van de vader: gedurende ten minste vier uren; omgekeerd geldt dat de minderjarige op de verjaardag van de moeder gedurende ten minste vier uren bij de moeder verblijft;
 vrij telefonisch contact met de minderjarige, met dien verstande dat de vader zijn wens om de minderjarige te spreken een half uur van tevoren aan de moeder kenbaar maakt;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, ter zitting van 6 oktober 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.