ECLI:NL:OGAACMB:2025:22

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
AUA202302329
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen inpassing in nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 30 januari 2025 uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een landsbesluit dat hem met ingang van 1 januari 2021 in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba heeft ingepast. Klager, die sinds 2007 de functie van Ploegcommandant detentie vervult, is met de inpassing bevorderd tot Afdelingshoofd detentie, maar onder de voorwaarde dat hij voor 31 december 2023 zijn diploma Middle Management 1 (MM1) behaalt. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen deze voorwaarde, stellende dat hij de functie al jaren naar tevredenheid vervult en dat de voorwaarde niet gesteld had mogen worden vanwege verjaring. Het gerecht heeft de bezwaren van klager beoordeeld en vastgesteld dat de eis om het diploma te behalen gerechtvaardigd is, gezien de functievereisten en de mogelijkheden tot bevordering. Het gerecht oordeelt dat de voorwaarde niet onredelijk is en dat klager zich moet inspannen om de opleiding af te ronden. De uitspraak concludeert dat het bezwaar van klager ongegrond is verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 30 januari 2025
Gaza nr. AUA202302329

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. V.M. Emerencia en mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

In het landsbesluit van 17 april 2023 no. 19 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder klager met ingang van 1 januari 2021 ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGWA) in de functie van Ploegcommandant detentie (schaal 8, dienstjaar 9), maar hem direct uit die functie ontheven en hem aangesteld in de functie van Afdelingshoofd detentie, onder de voorwaarde dat hij voor 31 december 2023 zijn diploma Middle Management 1 (MM1) behaalt. Klager heeft dit besluit op 14 juni 2023 ontvangen.
Hiertegen heeft hij op 3 juli 2023 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft de gedingstukken en een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft besloten om de bezwaarschriften die betrekking hebben op de inpassing van ambtenaren in de DGWA projectmatig te behandelen op twee zittingsdagen, te weten 19 en 20 december 2024.
Het gerecht heeft voorafgaand aan de zittingen op 6 september 2024 vragen gesteld aan verweerder, die (deels) zijn beantwoord bij brieven van 7 oktober 2024 en 11 december 2024.
Deze zaak is behandeld op de zitting van 20 december 2024. Klager is zonder zijn gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Voor het Departamento di Recurso Humano (DRH) zijn verschenen [unithoofd], unithoofd operationele zaken bij het DRH en [personeelsfunctionaris 1] en [personeelsfunctionaris 2], beiden personeelsfunctionaris bij het DRH.
Naar aanleiding van vragen die op de zitting zijn gesteld en door het gerecht op schrift zijn gesteld op 23 december 2024, heeft verweerder op 10 januari 2025 nadere informatie verschaft over het rangenstelsel. Op de zitting van 13 januari 2025 heeft het gerecht in een andere zaak die ook betrekking had op de reorganisatie bij de DGWA, nadere vragen gesteld aan verweerder. Klager is in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Het onderzoek is vervolgens gesloten.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Hoe is deze uitspraak opgebouwd?
1. Het gerecht gaat hieronder (2 t/m 2.3) allereerst in op de reorganisatie van het Korrektie Instituut Aruba (KIA), de penitentiaire inrichting van Aruba, en hoe de procedure van plaatsing van ambtenaren in de functie van het nieuwe functiehuis is verlopen. Daarna wordt het juridisch kader weergegeven (3 t/m 3.5) om vervolgens in te gaan op de bezwaren van klager tegen het bestreden landsbesluit (4 t/m 7).
De reorganisatie en de plaatsingsprocedure
2 Binnen het KIA zijn problemen gesignaleerd op het gebied van management, infrastructuur, personeelbestand en organisatiestructuur. Ter beteugeling van de problematiek is gekozen voor oprichting van een nieuwe dienst. Per 1 januari 2017 is de DGWA ingesteld (zie het Landsbesluit van 1 november 2019, no. [nummer 1]). Verder is besloten tot een reorganisatie, waarbij het personeel van het KIA in nieuwe, gewijzigde of ongewijzigde functies van de DGWA wordt ingepast.
2.1
De nieuwe organisatiestructuur is uiteengezet in het Formatierapport Dienst Gevangeniswezen Aruba (het formatierapport). Hoofdstuk 3 van het formatierapport beschrijft de organisatiestructuur en de afdelingen van de dienst. Hoofdstuk 4 bevat een overzicht van de functies per afdeling met vermelding van de formatie per functie, het opleidingsvereiste, functiesoort en de maximale uitloopschaal. In de bijlage bij het formatierapport zijn van alle functies de werkzaamheden beschreven en – onder meer – de functievereisten.
2.2
De ministerraad heeft het formatierapport op 20 augustus 2019 goedgekeurd ([nummer 2]). Op 18 mei 2021 heeft de ministerraad besloten tot inplaatsing van het personeel per 1 januari 2021 ([nummer 3]). Voor ‘inplaatsing’ wordt ook het begrip ‘inpassing’ gebruikt.
2.3
Ten behoeve van de plaatsing van het personeel van het KIA bij overgang naar de DGWA met ingang van 1 januari 2021 is een verkorte plaatsingsprocedure opgesteld. Deze procedure houdt onder meer in dat aan elke KIA-ambtenaar een voorstel tot plaatsing wordt gedaan, waarbij rekening wordt gehouden met de vraag of sprake is van een functie-wijziging en met het "Mens-volgt-Taak-principe". Als ambtenaren hun belangstelling voor een andere functie binnen het KIA kenbaar maken, wordt daarmee rekening gehouden bij het voorstel tot plaatsing. Tegen het plaatsingsvoorstel kan (intern) bezwaar worden gemaakt, waarna de bezwaren- en hoorcommissie de ambtenaar hoort en advies uitbrengt over de inpassing. Het definitieve plaatsingsbesluit wordt neergelegd in een landsbesluit, waartegen beroep openstaat bij het gerecht.
Het juridisch kader
3 De rechtspositie van het KIA-personeel was voorheen geregeld in de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (de BRA 1986). Op grond van artikel 4 van de BRA 1986 zijn de benoemings- en bevorderingseisen voor verschillende betrekkingen opgenomen in de bij de BRA 1986 behorende bijlage B. Voor de gevangenbewaarders zijn deze eisen in bijlage B komen te vervallen, naar wordt aangenomen in verband met de inwerkingtreding van het Landsbesluit bijzondere rechtspositionele bepalingen gevangenispersoneel (AB 1993, no. 38) (het Lb-ham gevangenispersoneel).
3.1
Artikel 2 van de Lb-ham gevangenispersoneel bevat de rangen van ambtenaren bij de Dienst Gevangeniswezen. Het gaat om acht rangen oplopend van adspirant-gevangenbewaarder, gevangenbewaarder, gevangenisopzichter tot hoofdgevangenisopzichter. De eisen tot bevordering tot de genoemde rangen zijn vermeld in artikel 11 van het Lb-ham gevangenispersoneel. Artikel 13 van dit Lb-ham gaat over het gebruik van ranglijsten bij bevordering naar de rangen genoemd in artikel 2. De bij de rangen behorende schalen en bezoldigingsbedragen kunnen niet worden gevonden in dit Lb-ham. Daarvoor moet de bijlage A bij de BRA 1986 worden geraadpleegd. Dit Lb-ham is nog steeds van kracht en was dit ook ten tijde van het nemen van de inpassingsbesluiten.
3.2
Het gerecht stelt vast dat de rangen genoemd in artikel 2 van het Lb-ham gevangenispersoneel grotendeels overeenkomen met de rangen binnen het KIA voor de sector Beveiliging, te weten van adspirant gevangenbewaarder, gevangenbewaarder, opzichter beveiliging tot hoofdopzichter beveiliging. De rangen geldend voor de functies in de sector Binnendienst zijn niet te vinden in genoemd het Lb-ham gevangenispersoneel. Het gaat om de rangen gevangenisinrichtingswerker, opzichter Binnendienst en Hoofdopzichter.
3.3
Verweerder heeft aangegeven dat sinds jaar en dag voor het gevangenispersoneel een nieuw rangenstelsel wordt toegepast, vooruitlopend op de formalisering daarvan door middel van een wijziging van het Lb-ham gevangenispersoneel. Dit rangenstelsel is onder meer neergelegd in het Handboek Directie Personeel en Organisatie (versie 23 september 2009), dat zich bij de door verweerder overgelegde stukken bevindt en een schema dat te vinden is op de website van het DRH en dat verweerder ook heeft overgelegd. Daarin wordt het rangenstelsel weergegeven voor zowel de sector Beveiliging als de sector Binnendienst. Bij de rangen worden de schaal en de bevorderingseisen vermeld. Verweerder heeft aangegeven naar aanleiding van vragen op de zitting en bij brief van 23 december 2024, dat dit het rangenstelsel is dat is gehanteerd bij de reorganisatie en de inplaatsingsbesluiten. Waar in de bestreden landsbesluiten melding wordt gemaakt van het rapport concept-rangenselsel Executief Personeel Korrectie Instituut Aruba gaat het om dit rangenstelsel, met uitzondering van de schalering van een aantal executieve functies, waaronder die van ploegcommandant en die van penitentiair inrichtingswerker, waarvoor per 1 januari 2021 een hogere maximale schaal geldt. Desgevraagd heeft verweerder meegedeeld dat het rapport concept-rangenstelsel niet aan het gerecht is overgelegd, omdat goedkeuring van de ministerraad nog ontbreekt. Die goedkeuring is noodzakelijk vanwege de financiële consequenties van het nieuwe rangenstelsel en dan met name de verruimde bezoldiging behorend bij enkele rangen en functies. Na goedkeuring van dit rangenstelsel door de ministerraad zal een wijziging van het Lb-ham gevangenispersoneel plaatsvinden. Dat met de inplaatsingsbesluiten niet is gewacht tot na de wijziging van genoemd Lb-ham, is volgens verweerder te wijten aan de gevoelde (politieke) noodzaak de volgende stap in het kader van de reorganisatie te zetten om onrust op de werkvloer te voorkomen.
3.4
Gelet op het voorgaande stelt het gerecht vast dat een wettelijke grondslag voor het gehanteerde rangenstelsel geheel, dan wel grotendeels ontbreekt. Het door verweerder bij de reorganisatie en de inplaatsingsbesluiten gehanteerde rangenstelsel, met bijbehorende schalering en bevorderingseisen wordt daarom aangemerkt als beleidsregel.
3.5
Het gerecht zal aan de hand van de aangevoerde bezwaargronden beoordelen of het bestreden inpassingbesluit is voorbereid en genomen overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften en beleidsregels, waaronder die neergelegd in de verkorte plaatsingsprocedure.
Het bestreden landsbesluit en het bezwaar van klager
4. Klager is sinds 2007 werkzaam in de functie van Ploegcommandant detentie (schaal 8). Met ingang van 1 januari 2021 is zijn functie ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de DGWA, maar hij is tegelijk bevorderd tot Afdelingshoofd detentie. Verweerder heeft aan deze bevordering de voorwaarde verbonden dat klager voor 31 december 2023 zijn diploma MM1 haalt.
5. Klager is het eens met de inpassing in de functie van Afdelingshoofd, maar hij is het niet eens met de aan hem gestelde voorwaarde dat hij het diploma MM1 binnen de gestelde termijn haalt. Klager stelt dat hij deze functie feitelijk al jaren naar volle tevredenheid vervuld. Het feit dat hij al sinds 2007 deze functie bekleedt, is volgens hem gelijk te stellen met een toezegging dat hij deze functie mag continueren. De aanvullende voorwaarde had volgens klager niet gesteld mogen worden vanwege verjaring. Klager verwijst naar drie uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), ECLI:NL:CRVB:1995:ZB5497, ECLI:NL:CRVB:2004:AO3191 en ECLI:NL:RBSGR:2004:BM1427. Subsidiair verzoekt klager om een langere termijn om de opleiding te doen en het diploma te behalen.
6. Het gerecht geeft klager geen gelijk en zal hierna toelichten hoe het tot dit oordeel komt.
6.1
In het formatierapport staat bij de functie Afdelingshoofd detentie, functienummer 27, als vereiste genoemd dat de ambtenaar een mbo-diploma moet hebben aangevuld met dienstspecifieke opleidingen. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat de MMI opleiding zo’n dienstspecifieke opleiding is. Verweerder heeft verder gezegd dat klager deze opleiding bijna heeft afgerond. Hij moet van de vier modules nog één module halen, namelijk de module Leidinggeven en motivatie. In het bestreden landsbesluit staat een einddatum genoemd waarbinnen klager de opleiding moet hebben afgerond, maar verweerder heeft deze datum, zo is op de zitting gebleken, losgelaten en ook niet vervangen door een nieuwe datum. Verweerder heeft verder toegelicht dat het vereiste om een MM1 diploma te halen vooral moet worden gezien in het licht van de carrièrelijn van klager: met het behalen van het diploma zal klager bevorderd kunnen worden naar een volgende rang. Dat blijkt ook uit de bevorderingseisen in het eerdergenoemde rangenstelsel Gevangeniswezen Aruba, zoals gepubliceerd op de website van het DRH. Klager functioneert volgens verweerder goed in zijn functie, maar als hij bevorderd wil worden naar de volgende rang, moet hij zijn diploma MM1 halen.
6.2
Het gerecht oordeelt dat verweerder aan klager de eis mag stellen dat hij voor de functie van Afdelingshoofd detentie de MM1-opleiding afrondt. Dit is de dienstspecifieke opleiding die als functievereiste is opgenomen in het formatierapport. Dat klager deze functie feitelijk al jarenlang waarneemt, zoals hij zegt, betekent niet dat aan de formele inplaatsing in deze functie geen eisen meer mogen worden gesteld. De bevoegdheid van verweerder om aan klager eisen te stellen is ook niet verjaard. De rechtspraak waar klager naar verwijst, gaat over totaal andere situaties en mist hier relevantie.
6.3
Wat betreft de deadline die aan klager is gegeven in het bestreden landsbesluit, wijst het gerecht op wat hiervoor onder 5.1 is overwogen. Verweerder heeft die deadline laten vallen en het behalen van het MM1-diploma moet vooral worden gezien in het licht van klagers mogelijkheden tot bevordering naar de rang van Opzichter A Binnendienst, schaal 9.
6.4
Klager heeft op de zitting toegelicht dat het voor hem erg moeilijk is om de laatste module te halen, omdat het medisch gezien niet goed met hem gaat. Dat het voor klager op dit moment zwaar is om de laatste module af te ronden, betekent niet dat verweerder de voorwaarde van een MM1-opleiding helemaal niet meer mag stellen. Van klager mag worden verwacht dat hij zich inspant om deze laatste module op enig moment te halen. Verweerder heeft zich daarbij coulant opgesteld, door geen einddatum meer te hanteren voor het behalen van het diploma. Het handhaven van de voorwaarde dat klager de MM1-opleiding behaalt, is mede in dat licht bezien niet onredelijk.
7 Het bezwaar van klager slaagt dus niet.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door mr. M.E.C. Bakker, griffier, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.