ECLI:NL:CRVB:1995:ZB5497
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Boesjes
- P.H. Schippers
- Ch. de Vrey
- H. Bolt
- Rechtspraak.nl
Verjaring in ambtenarenzaken met betrekking tot financiële aanspraken
In deze zaak gaat het om de verjaring van financiële aanspraken in het ambtenarenrecht. Gedaagde, een voormalig ambtenaar, heeft een verzoek ingediend om bezoldiging na ontslag bij ziekte over de periode van 1 februari 1982 tot 1 februari 1983. Eiser, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, heeft gedaagde in 1989 niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek. De Arrondissementsrechtbank te Amsterdam heeft in 1993 het beroep van gedaagde gegrond verklaard voor de periode van 1 februari 1982 tot 1 februari 1983, maar het beroep voor de overige periodes ongegrond verklaard. Eiser heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de verjaringstermijn van vijf jaar van toepassing is op de financiële aanspraken van gedaagde. De Raad heeft overwogen dat gedaagde vanaf het einde van elke maand in 1982 op de hoogte was van de inhoudingen op haar bezoldiging en dat zij zich vanaf dat moment had kunnen wenden tot eiser. Aangezien gedaagde pas in 1988 haar verzoek indiende, was de verjaringstermijn van vijf jaar inmiddels verstreken. De Raad heeft geoordeeld dat eiser zich terecht op verjaring kon beroepen, maar dat de niet-ontvankelijkverklaring van gedaagdes verzoek onjuist was. De Raad heeft de nietigheid van het bestreden besluit voor de periode van 1 februari 1982 tot 1 februari 1983 voor gedekt verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd, voorzover aangevochten.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid in de ambtelijke rechtsverhouding en de noodzaak voor ambtenaren om tijdig actie te ondernemen bij financiële aanspraken. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor toepassing van artikel 8:75 Awb, wat betreft de proceskosten.