ECLI:NL:OGAACMB:2025:13

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
AUA202302300
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen inpassing in nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba

In deze zaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen haar inpassing in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGWA) per 1 januari 2021. Klaagster, die sinds 2003 werkzaam is bij de DGWA, werd met ingang van 1 januari 2021 ingepast in de functie van Medewerker financiën en administratie. Klaagster heeft op 30 juni 2023 bezwaar gemaakt tegen het landsbesluit waarin deze inpassing werd vastgesteld. Het gerecht heeft de zaak behandeld op een regiezitting en vervolgens op zittingsdagen in december 2024. Klaagster stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met haar interesse in een andere functie en met haar arbeidsverleden. Het gerecht heeft vastgesteld dat de functie van Medewerker financiën en administratie passend is, maar heeft wel geoordeeld dat de datum van de eerstvolgende periodieke verhoging van bezoldiging (EPV) in het bestreden landsbesluit onjuist was vastgesteld. De rechter heeft het bestreden landsbesluit op dit punt gewijzigd en de EPV vastgesteld op 1 maart 2022 in plaats van 1 juli 2022. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klaagster, die zijn begroot op Afl. 1.750,-.

Uitspraak

Uitspraak van 30 januari 2025
Gaza nr. AUA202302300

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E.L. Rodriguez,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. V.M. Emerencia en mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

In het landsbesluit van 6 april 2023 no. 15 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder klaagster met ingang van 1 januari 2021 ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGWA) in de functie van Medewerker financiën en administratie (schaal 6, dienstjaar 11). De datum van haar eerstvolgende periodieke verhoging van bezoldiging (EPV) is op 1 juli 2022 vastgesteld. Klaagster stelt dat zij dit landsbesluit op 1 juni 2023 heeft ontvangen.
Hiertegen heeft zij op 30 juni 2023 bezwaar gemaakt.
Het gerecht heeft de zaak behandeld op een regiezitting van 5 februari 2024 en de behandeling van het bezwaar vervolgens aangehouden.
Verweerder heeft de gedingstukken en een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft besloten om de bezwaarschriften die betrekking hebben op de inpassing van ambtenaren in de DGWA projectmatig te behandelen op twee zittingsdagen, te weten 19 en 20 december 2024.
Het gerecht heeft voorafgaand aan de zitting op 6 september 2024 vragen gesteld aan verweerder, die (deels) zijn beantwoord bij brieven van 7 oktober 2024 en 11 december 2024.
Het gerecht heeft de zaak behandeld op de zitting van 20 december 2024. Klaagster en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor het Departamento di Recurso Humano (DRH) zijn verschenen [unithoofd], unithoofd operationele zaken bij het DRH en [personeelsfunctionaris 1] en [personeelsfunctionaris 2], beiden personeelsfunctionaris bij het DRH.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Hoe is deze uitspraak opgebouwd?
1. Het gerecht gaat hieronder (2 t/m 2.3) allereerst in op de reorganisatie van het Korrektie Instituut Aruba (KIA), de penitentiaire inrichting van Aruba, en hoe de procedure van plaatsing van ambtenaren in de functie van het nieuwe functiehuis is verlopen. Daarna wordt besproken wat de gevolgen van de reorganisatie zijn voor klaagster en welke besluiten verweerder nog meer heeft genomen (3 t/m 3.3) en vervolgens waarom zij het daarmee niet eens is (4). Daarna zal het gerecht de bezwaargronden van klaagster bespreken, waarbij het standpunt van verweerder in de overwegingen wordt betrokken (5 t/m 7).

Hoe is de reorganisatie en de plaatsingsprocedure vormgegeven?

2 Binnen het KIA zijn problemen gesignaleerd op het gebied van management, infrastructuur, personeelbestand en organisatiestructuur. Ter beteugeling van de problematiek is gekozen voor oprichting van een nieuwe dienst. Per 1 januari 2017 is de DGWA ingesteld (zie het Landsbesluit van 1 november 2019, no. [nummer 1]). Verder is besloten tot een reorganisatie, waarbij het personeel van het KIA in nieuwe, gewijzigde of ongewijzigde functies van de DGWA wordt ingepast.
2.1
De nieuwe organisatiestructuur is uiteengezet in het Formatierapport Dienst Gevangeniswezen Aruba (het formatierapport). Hoofdstuk 3 van het formatierapport beschrijft de organisatiestructuur en de afdelingen van de dienst. Hoofdstuk 4 bevat een overzicht van de functies per afdeling met vermelding van de formatie per functie, het opleidingsvereiste, functiesoort en de maximale uitloopschaal. In de bijlage bij het formatierapport zijn van alle functies de werkzaamheden beschreven en – onder meer – de functievereisten.
2.2
De ministerraad heeft het formatierapport op 20 augustus 2019 goedgekeurd ([nummer 2]). Op 18 mei 2021 heeft de ministerraad besloten tot inplaatsing van het personeel per 1 januari 2021 ([nummer 3]). Voor ‘inplaatsing’ wordt ook het begrip ‘inpassing’ gebruikt.
2.1
Ten behoeve van de plaatsing van het personeel van het KIA bij overgang naar de DGWA met ingang van 1 januari 2021 is een verkorte plaatsingsprocedure opgesteld. Deze procedure houdt onder meer in dat aan elke KIA-ambtenaar een voorstel tot plaatsing wordt gedaan, waarbij rekening wordt gehouden met de vraag of sprake is van een functie-wijziging en met het "Mens-volgt-Taak-principe". Als ambtenaren hun belangstelling voor een andere functie binnen het KIA kenbaar maken, wordt daarmee rekening gehouden bij het voorstel tot plaatsing. Tegen het plaatsingsvoorstel kan (intern) bezwaar worden gemaakt, waarna de bezwaren- en hoorcommissie de ambtenaar hoort en advies uitbrengt over de inpassing. Het definitieve plaatsingsbesluit wordt neergelegd in een landsbesluit, waartegen beroep openstaat bij het gerecht.
Hoe is de reorganisatie voor klaagster verlopen en wat gebeurde er daarna?
3 Klaagster is sinds 2003 werkzaam bij de DGWA. Zij heeft eerst gewerkt als Gevangenisinrichtingswerker. Dit is een zogenaamde executieve functie binnen het KIA. Met ingang van 2007 is klaagster werkzaam als Medewerker arbeidsadministratie. Deze functie wordt beloond conform het administratieve rangenstelsel uit de Bezoldigingsregeling Aruba 1986, Bijlage B. Met ingang van 1 oktober 2015 is klaagster bevorderd naar de rang van hoofdklerk (schaal 5). In het landsbesluit van 17 februari 2021, no 25 (gecorrigeerd in het landsbesluit van 23 april 2021, no. 8), is klaagster met ingang van 1 juli 2020 bevorderd naar de rang van adjunct-commies (schaal 6). Klaagster heeft tegen deze bevordering bezwaar gemaakt.
3.1
Verweerder heeft klaagster in het bestreden landsbesluit met ingang van 1 januari 2021 ingepast in de functie van Medewerker financiën en administratie (schaal 6, dienstjaar 11). Verder is in het landsbesluit vastgesteld dat de datum van de eerstvolgende periodieke verhoging van de bezoldiging (EPV) 1 juli 2022 is.
3.2
In het landsbesluit van 14 november 2023 no. 6 heeft verweerder het hiervoor genoemde gecorrigeerde bevorderingsbesluit van 23 april 2021, no 8, ingetrokken. De reden daarvoor is dat dit gerecht het bevorderingsbesluit van 17 februari 2021 in de uitspraak van 7 februari 2022 (ECLI:NL:OGAACMB:2022:18) nietig heeft verklaard en dat de Raad van Beroep deze uitspraak in zijn uitspraak van 1 maart 2023 (ECLI:NL:ORBAACM:2023:22) heeft bevestigd. De Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de ingangsdatum van de bevordering van klaagster niet juist is vastgesteld. Met inachtneming van een periode van arbeidsongeschiktheid had klaagster met ingang van 1 februari 2020 bevorderd moeten worden naar een hogere rang en niet per 1 juli 2020. Dit heeft verweerder in het landsbesluit van 14 november 2023 rechtgezet. In dat besluit is als datum voor de EPV vermeld 1 maart 2020.
Waarom is klaagster het niet eens met het bestreden landsbesluit?
4. Klaagster stelt zich op het standpunt er bij de inplaatsing onvoldoende rekening is gehouden met haar interesse in de functie van Consulent scholing en arbeid en met haar arbeidsverleden, dat zowel executieve als administratieve werkzaamheden omvat. Zij had in die functie geplaatst moeten worden.
Klaagster is het ook niet eens met de EPV die in het bestreden landsbesluit staat vermeld. Zij verwijst naar het landsbesluit van 14 november 2023 waaruit volgt dat de EPV in het bestreden landsbesluit moet worden aangepast.
Wat vindt het gerecht?
5. Vaststaat dat de functie van klaagster vóór 1 januari 2021 een zogenaamde D-functie is, een functie die niet meer voorkomt in de nieuwe formatiestructuur van de DGWA. Verweerder heeft binnen de nieuwe organisatie een passende functie voor klaagster gezocht en merkt de functie van Medewerker financiën en administratie aan als passend voor haar. Verweerder heeft aangevoerd dat is gehandeld volgens het "Mens-volgt-Taak-principe" dat uitgangspunt is geweest bij de gehele reorganisatie. Daarbij is gekeken naar de concrete werkzaamheden die klaagster in de oude functie verrichtte. Haar werkzaamheden waren administratief van aard en daarom is ervoor gekozen haar opnieuw te plaatsen in een administratieve functie die goed vergelijkbaar is met haar oude functie.
5.1
Het gerecht is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende heeft gemotiveerd waarom de functie van Medewerker financiën en administratie een passende functie is voor klaagster. Er is daarbij voldoende gekeken naar wat klaagster feitelijk aan werkzaamheden heeft verricht binnen het KIA. Dat de functie van Consulent scholing en arbeid een beter passende functie voor klaagster zou zijn, zoals zij zelf stelt, vindt het gerecht niet. Deze laatste functie sluit namelijk niet aan bij de administratieve werkzaamheden die klaagster sinds 2007 in het KIA verricht. Dat klaagster ook enige tijd als gevangenisinrichtingswerker heeft gefunctioneerd maakt dat niet anders. De nadruk van klaagsters werkzaamheden ligt al jaren op het administratieve vlak. Klaagster erkent dat overigens zelf ook in haar sollicitatiebrief van 12 oktober 2021. Verweerder heeft klaagster dan ook kunnen plaatsen in de functie van Medewerker financiën en administratie. Het bezwaar van klaagster slaagt op dit punt niet.
6 Klaagster krijgt wel gelijk wat betreft haar bezwaar tegen de EPV in het bestreden landsbesluit. Als gevolg van de gerechtelijke procedure die klaagster heeft doorlopen, is haar EPV in het landsbesluit van 14 november 2023 no. 6 gewijzigd in 1 maart 2020. Dit heeft gevolgen voor de daaropvolgende EPV’s: de eerstvolgende EPV ná 1 januari 2021 is niet 1 juli 2022, zoals in het bestreden landsbesluit staat vermeld, maar 1 maart 2022. Klaagster komt op die datum in aanmerking komt voor een bezoldiging conform schaal 6, dienstjaar 13, en op 1 maart 2024 conform schaal 6, dienstjaar 15. Het bezwaar van klaagster slaagt op dit punt.
6.1
De rechter ziet aanleiding, om op grond van artikel 85 van de La en ten behoeve van de finale geschillenbeslechting, het bestreden landsbesluit op dit punt te wijzigen in die zin dat de EPV van klaagster wordt bepaald op 1 maart 2022 in plaats van 1 juli 2022.
7 Omdat het bezwaar gegrond is, moet verweerder ook de proceskosten van klaagster vergoeden. De vergoeding die verweerder aan klaagster moet betalen bedraagt Afl. 1.750,- (1 keer Afl. 700,- voor het indienen van het bezwaarschrift en 1,5 keer Afl. 700,- voor het twee keer aanwezig zijn van haar gemachtigde op een zitting).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het bezwaar gegrond,
  • vernietigt het bestreden landsbesluit voor zover daarin is vastgesteld dat de datum van de eerstvolgende periodieke verhoging van bezoldiging 1 juli 2022 is,
  • wijzigt het bestreden landsbesluit zo dat de datum van de eerstvolgende periodieke verhoging van bezoldiging wordt bepaald op 1 maart 2022.
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.750,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door mr. M.E.C. Bakker, griffier, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.