ECLI:NL:OGAACMB:2024:49

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
GAZA nr. AUA202203576
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing benoeming hoofd Veterinaire Dienst

In deze zaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om benoeming tot hoofd van de Veterinaire Dienst. Klaagster, die sinds 1 september 2008 als ambtenaar werkzaam is, had in 2013 verzocht om benoeming in deze functie met ingang van april 2014. De minister van Toerisme en Volksgezondheid heeft dit verzoek echter afgewezen in een beschikking van 21 september 2022. Klaagster heeft hiertegen bezwaar gemaakt, waarbij zij aanvoert dat de afwijzing in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur en dat zij de meest geschikte kandidaat is voor de functie.

De zaak is behandeld op zittingen in april en oktober 2023, waarbij klaagster werd bijgestaan door haar gemachtigde. Het gerecht heeft geoordeeld dat de bestreden beschikking nietig is, omdat de minister niet bevoegd was om op het benoemingsverzoek te beslissen. De Gouverneur is het bevoegde gezag voor benoemingen in ambtenarenzaken. Het gerecht heeft vastgesteld dat de afwijzing van het benoemingsverzoek nietig verklaard moet worden, maar dat de rechtsgevolgen van deze afwijzing voor gedekt verklaard kunnen worden. Klaagster is uiteindelijk in het ongelijk gesteld, en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is gedaan door mr. A.J. Martijn op 23 juli 2024, en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 23 juli 2024
GAZA nr. AUA202203576

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. A.A. Ruiz,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 21 september 2022 (bestreden beschikking) heeft de minister van Toerisme en Volksgezondheid (minister) het verzoek van klaagster van 30 december 2013 om met ingang van april 2014 benoemd te worden in de functie van hoofd Veterinaire Dienst afgewezen.
Tegen deze brief heeft klaagster op 19 oktober 2022 bezwaar gemaakt door indiening van een bezwaarschrift bij het gerecht.
Op 27 maart 2024 heeft verweerder producties ingediend.
Verweerder heeft op 28 maart 2023 een contramemorie met stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 3 april 2023. Klaagster is verschenen bijgestaan door mr. [betrokkene], occuperende voor de gemachtigde voornoemd, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd. De mondelinge behandeling is op verzoek van klaagster aangehouden.
Bij akte van 3 juli 2023 heeft klaagster kenbaar gemaakt dat zij wenst voort te procederen.
De voortzetting van de mondelinge behandeling van het bezwaar heeft ter zitting van
16 oktober 2023 plaatsgevonden. Klaagster is verschenen bijgestaan door mr. [betrokkene] en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten

1.1
Klaagster is met ingang van 1 september 2008 aangesteld als ambtenaar in tijdelijke dienst bij de Directie Volksgezondheid (DVG), afdeling Veterinaire Dienst (VD), in de functie van dierenarts (schaal 13). Zij is met ingang van 1 oktober 2010 benoemd in vaste dienst.
1.2
Bij brief van 30 december 2013 heeft klaagster een verzoek ingediend om met ingang van de dag van pensionering van het toenmalige hoofd VD, zijnde april 2014, benoemd te worden in de functie van hoofd VD.
1.3
Klaagster werd in per 1 januari 2014 belast met de waarneming van de functie van hoofd VD. Deze waarneming is geëindigd per 10 februari 2017.
1.4
Bij brief van 24 november 2014 heeft het managementteam van de DVG de toenmalige minister belast met volksgezondheid verzocht om klaagster met ingang van
1 december 2014 aan te stellen als hoofd VD.
1.5
Bij brief van 9 september 2016 heeft het managementteam van de DVG voornoemd verzoek ingetrokken en aangekondigd dat de DVG, bij goedkeuring van het formatierapport, met een open sollicitatie-/plaatsingsprocedure zal beginnen.
1.6
Bij brief van 17 januari 2017 heeft klaagster, door tussenkomst van de directeur DVG, (wederom) verzocht om haar aan te stellen als hoofd VD.
1.7
Op 2 februari 2017 heeft de directeur DVG klaagster mondeling medegedeeld dat er geen benoeming tot hoofd VD zal volgen. Hiertegen heeft klaagster bezwaar gemaakt en vervolgens hoger beroep tegen de op het bezwaar gedane uitspraak aangetekend.
1.8
Bij uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Raad) van
8 september 2021 (AUA20170H00165) heeft de Raad het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van het gerecht vernietigd, het bezwaar tegen de fictieve weigering van verweerder om op het verzoek van klaagster om te worden benoemd als hoofd VD te beslissen gegrond verklaard en vernietigd, en verweerder opgedragen om een reële beslissing te nemen op dat verzoek.
1.9
Bij de bestreden beschikking heeft de minister het verzoek van klaagster om aangesteld te worden als hoofd VD afgewezen.
bestreden beschikking
2. De minister heeft de bestreden beschikking als volgt toegelicht.
“(…)
Bij schrijven van 30 december 2013 heeft u een verzoek ingediend om u met ingang van de dag van pensionering van het toenmalige hoofd van de Veterinaire Dienst, zijnde april 2014, in de functie van hoofd Veterinaire Dienst bij de Directie Volksgezondheid geplaatst te worden.
(…)
Sedert 10 februari 2017 fungeert u niet langer als waarnemend hoofd. De heer R. van den Berg werd aangewezen als waarnemend hoofd van de Veterinaire Dienst en ontvangt hiervoor een vaste waarnemingstoelage. U bent sedert 1 maart 2018 ter beschikking gesteld aan het bureau van de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening.
De functie van hoofd van de Veterinaire Dienst is een leidinggevende functie. Met nadruk op het belang van transparantie bij het aanstellen van een kandidaat in deze leidinggevende functie is het wenselijk om de meest geschikte kandidaat via een sollicitatieprocedure te selecteren.
Uw verzoek om aangesteld te worden in de functie van hoofd van de Veterinaire Dienst (VD) is derhalve niet voor inwilliging vatbaar. De meest geschikte kandidaat zal via de sollicitatieprocedure aangesteld moet worden. Zodra deze procedure van start gaat zult u op de hoogte hersteld worden en indien u geïnteresseerd bent in deze functie wordt u aangemoedigd om via deze procedure te solliciteren.
(…)”
bezwaar en verweer
3.1
Aan het bezwaar heeft klaagster ten grondslag gelegd dat de bestreden beschikking in strijd is genomen met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het motiverings- en het vertrouwensbeginsel. Daartoe heeft klaagster betoogd dat zij – gelet op haar opleiding, ervaring in de particuliere sector en langdurige waarneming van de functie hoofd VD – de meest geschikte kandidaat is voor de functie en zodoende als enige daarvoor in aanmerking komt. Het is juist vanwege deze kwalificaties, de brief van
24 november 2014 van het toenmalige managementteam DVG, en de mededeling van de opvolgende directeur DVG (dhr. J. Staring) dat met voortvarendheid aan haar benoeming zal worden gewerkt, dat bij klaagster het vooruitzicht op definitieve aanstelling in de functie is geschapen. Klaagster meent dan ook dat zij gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat zij in de functie van hoofd VD zal worden aangesteld. Tenslotte heeft klaagster een beroep gedaan op de onbevoegdheid van de minister om op haar benoemingsverzoek te beslissen. Volgens klaagster kan de bestreden beschikking daarom niet worden aangemerkt als een reële beslissing ter uitvoering van de uitspraak van de Raad van
8 september 2021. Zij verzoekt daarom om vernietiging van de bestreden beschikking.
3.2
Verweerder heeft aangevoerd – kort gezegd – dat de brief van de minister van
21 september 2022 geen beschikking is in de zin van de La, nu die brief slechts informatief van aard is en dus niet op rechtsgevolg is gericht. Als gevolg hiervan dient het gerecht zich onbevoegd te verklaren om kennis te nemen van het daartegen gerichte bezwaar. Voor zover het gerecht wel van oordeel is dat sprake is van een beschikking, dan verzoekt verweerder om gedekt verklaring van de te vernietigen beschikking. Dat klaagster de functie gedurende een periode heeft waargenomen, maakt immers nog niet dat zij aanspraak maakt op benoeming in die functie. Klaagster is sinds 1 maart 2018 ter beschikking gesteld aan de minister belast met algemene zaken en fungeert dus al 6 jaar niet meer als waarnemend hoofd VD. De benoeming van een ambtenaar in een bepaalde functie is een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Het gaat hier om een leidinggevende functie en een selectieprocedure is de geëigende weg om de meest geschikte kandidaat daarvoor te kiezen, aldus nog steeds verweerder.
wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 4, aanhef en onder b, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), voor zover thans van belang, wordt voor de toepassing van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften onder het bevoegd gezag de Gouverneur verstaan.
4.2
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) kan een bezwaarschrift worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden, of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
4.3
Ingevolge (het gewijzigde) artikel 1, lid 1 aanhef en onder V, van de Slacht- en keuringsverordening (AB 1996 no. GT 4, zoals laatstelijk gewijzigd bij AB 2019 no. 28, inwerking getreden op 14 maart 2020) wordt in deze landsverordening onder Hoofd verstaan, ambtenaar, belast met de leiding van de organisatorische eenheid die tot taak heeft veterinaire activiteiten te verrichten. Ingevolge het tweede lid kan de minister, belast met volksgezondheid, bepalen dat het Hoofd tevens een deskundige op het gebied van diergeneeskunde moet zijn.
beoordeling
5.1
Het gerecht is van oordeel dat er sprake is van een voor bezwaar vatbare beschikking in de zin van artikel 35 van de La, nu uit de bewoordingen blijkt dat het benoemingsverzoek van klaagster uitdrukkelijk wordt afgewezen.
5.2
Zoals de Raad herhaaldelijk heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van
16 februari 2017, ECLI:NL:ORBAACM:2017:10) is de Gouverneur, voor zover bij bijzondere regeling daarover niet anders is bepaald, op grond van artikel 4 van de Lma het bevoegde gezag over de ambtenaren. Dat houdt in dat een afwijzing op een benoemingsverzoek aan de Gouverneur als bevoegd gezag is voorbehouden. Dit betekent dat de in de bestreden beschikking vervatte afwijzing van het benoemingsverzoek onbevoegd is genomen en reeds daarom nietig moet worden verklaard.
5.3
De gemachtigde van verweerder heeft te kennen gegeven door verweerder te zijn gemachtigd hem in deze zaak te vertegenwoordigen en dat verweerder de bestreden beschikking voor zijn rekening neemt. Het bevoegdheidsgebrek is hiermee geheeld. Het gerecht zal in het navolgende toetsen of er aanleiding bestaat om – met toepassing van artikel 87 van de La – de rechtgevolgen van de te nietig te verklaren afwijzing van het benoemingsverzoek in stand te laten.
5.4
In geschil is de vraag of verweerder redelijkerwijs het verzoek van klaagster om te worden benoemd als hoofd VD heeft kunnen afwijzen.
5.5
Over het beroep van klaagster op langdurige waarneming van de functie hoofd VD, oordeelt het gerecht als volgt.
Als uitgangspunt heeft hier te gelden dat waarneming van een functie geen aanspraak geeft op benoeming in die functie. [1] Er zijn echter uitzonderlijke omstandigheden waarin het vertrouwens-/rechtszekerheidsbeginsel met zich kan brengen dat een waarnemer wél aanspraak zou kunnen maken op benoeming in de waargenomen functie. De beantwoording van de vraag of daarvan sprake is, moet geschieden aan de hand van alle zich in het voorliggende geval voordoende, relevante bijzonderheden.
Het gerecht is van oordeel dat in dit geval onvoldoende is gebleken van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden. Gesteld noch gebleken is dat de minister een voordracht dan wel uitlatingen heeft gedaan die tot benoeming van klaagster als hoofd VD zou kunnen leiden. De brief van 24 november 2014 van het managementteam DVG en de mededeling van de opvolgende directeur DVG dat met voortvarendheid aan klaagsters benoeming zal worden gewerkt, kunnen (juridisch) niet worden gekwalificeerd als een toezegging dat klaagster benoemd zal worden als hoofd VD. Die brief en die mededeling behelzen slechts de wens/het voorstel van de DVG tot benoeming van klaagster als hoofd VD en de belofte dat vanuit de DVG met voortvarendheid zal worden gewerkt aan (het benodigde voor) die benoeming. Van een toezegging dat klaagster als hoofd VD zal worden benoemd, is echter geen sprake. De enkele omstandigheid dat klaagster gedurende 37 maanden de functie van hoofd VD volledig heeft waargenomen, maakt nog niet dat zij aanspraak maakt op benoeming in die functie.
5.6
Klaagster heeft verder betoogd dat haar benoemingsverzoek had moeten worden toegewezen, omdat zij de meest geschikte kandidaat is voor de functie en daarom als enige daarvoor in aanmerking komt. Het gerecht volgt dit betoog op de volgende reden niet.
Verweerder heeft in zijn algemeenheid de vrijheid om middels een sollicitatieprocedure de naar zijn oordeel meest geschikte kandidaat voor de desbetreffende functie te kiezen. Van deze vrijheid heeft verweerder ook gebruik gemaakt door openstelling van de vacature voor de functie hoofd VD. Niet althans onvoldoende is gebleken van feiten of omstandigheden op basis waarvan verweerder van deze openstelling had moeten afzien en klaagster meteen in de functie had moeten benoemen. Uit geen enkele wet- of regelgeving volgt dat alleen een dierenarts als hoofd VD kan worden benoemd (ook niet uit de Slacht- en keuringsverordening). Dat klaagster is aangewezen als ambtenaar belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens verschillende landsverordeningen, brengt evenmin met zich dat zij aanspraak maakt op benoeming in die functie.
6. Gelet op de overwegingen onder 5.5 tot en met 5.6 is het gerecht van oordeel dat de rechtsgevolgen van de in de bestreden beschikking vervatte afwijzing van het benoemingsverzoek geheel in stand kunnen blijven en zal – met toepassing van artikel 87 van de La – de nietigheid van de afwijzing voor gedekt verklaren.
7. Nu klaagster materieel uiteindelijk in het ongelijk wordt gesteld ziet het gerecht geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- verklaart de bestreden beschikking nietig;
- verklaart de nietigheid van de bestreden beschikking voor gedekt.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J. Martijn, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 23 juli 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:ORBAACM:2020:24.