ECLI:NL:OGAACMB:2024:24

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
AUA202204298
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering ambtenaar en rechtsgeldigheid van de beslissing

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, de Minister van Onderwijs en Sport, tegen de ministeriële beschikking van 11 oktober 2022. Klaagster, die sinds 1 januari 2013 als adjunct-commies bij Instituto Pedagogico Arubano (IPA) is benoemd, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing om haar bevordering naar adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7) met vier maanden uit te stellen. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat klaagster gedurende de beoordelingsperiode van 1 augustus 2017 tot 1 augustus 2021 124 dagen arbeidsongeschikt was geweest, wat volgens verweerder een negatieve invloed had op haar functioneren.

De zaak werd behandeld op 12 juni 2023, waarbij klaagster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. E. Duijneveld, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. Y.F.M. Kaarsbaan. Het gerecht heeft de bestreden beschikking beoordeeld en geconcludeerd dat de beslissing van verweerder niet in overeenstemming was met de geldende jurisprudentie. Het gerecht heeft vastgesteld dat de bestreden beschikking aan een motiveringsgebrek lijdt, omdat de berekening van de arbeidsongeschiktheid niet correct was uitgevoerd. De rechter heeft geoordeeld dat de bevorderingsdatum van klaagster naar adjunct-commies 1ste klasse op 4 september 2021 moet worden vastgesteld.

De uitspraak, gedaan op 20 mei 2024, verklaart het bezwaar gegrond en vernietigt de bestreden beschikking. Verweerder is opgedragen om binnen een maand opnieuw te beslissen op het bevorderingsvoorstel van klaagster. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, begroot op Afl. 1.400,-.

Uitspraak

Uitspraak van 20 mei 2024
Gaza nr. AUA202204298

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE MINISTER VAN ONDERWIJS EN SPORT,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij ministeriële beschikking van 11 oktober 2022 (bestreden beschikking), door klaagster ontvangen op 2 november 2022, heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 december 2021 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7, dienstjaar 9).
Hiertegen heeft klaagster op 30 november 2022 bezwaar gemaakt bij dit gerecht (bezwaar).
Verweerder en klaagster hebben respectievelijk op 1 en op 5 juni 2023 producties ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting van 12 juni 2023 behandeld. Klaagster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten

1.1
Klaagster is ambtenaar en is laatstelijk met ingang van 1 januari 2013 benoemd in de rang van adjunct-commies bij Instituto Pedagogico Arubano (IPA) (schaal 6, dienstjaar 7).
1.2
Klaagster is sinds augustus 2017 werkzaam in de functie van coördinator Studenten Services bij de IPA, welke functie maximaal is gewaardeerd in schaal 8.
1.3
Bij brief van 4 juni 2019 heeft de algemeen directeur van IPA de toenmalige minister van Onderwijs verzocht om klaagster te bevorderen naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7).
1.4
Tegen het uitblijven van een beslissing op voornoemd verzoek heeft klaagster op
29 juli 2021 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
1.5
Bij uitspraak van 6 december 2021 (AUA202102137) heeft het gerecht het bezwaar van klaagster gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van die uitspraak op het bevorderingsverzoek van klaagster te beslissen.
1.6
Bij brief van 19 augustus 2022 heeft het management van de Dienst Publieke Scholen (DPS) verweerder geadviseerd om de bevordering van klaagster met 10 maanden te verschuiven en nader te bepalen op 1 december 2021.
1.7
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 december 2021 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7, dienstjaar 9), met vaststelling dat de datum van de eerstvolgende periodieke verhoging van bezoldiging 1 december 2023 zal zijn.
bestreden beschikking
2. Aan de bestreden beschikking heeft verweerder - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat klaagster gedurende de beoordelingsperiode (anciënniteit) van 1 augustus 2017 tot
1 augustus 2021, 124 dagen arbeidsongeschikt is geweest, waardoor over die periode geen oordeel kan worden gegeven over haar functioneren. Om die reden wordt de bevorderingsdatum naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7, dienstjaar 9) met 4 maanden verschoven naar 1 december 2021.
bezwaargronden
3. Het bezwaar is gericht tegen de verschuiving van de bevorderingsdatum met 4 maanden tot 1 december 2021. Daaraan heeft klaagster – samengevat – ten grondslag gelegd dat verweerder bij het bepalen van het aantal dagen dat klaagster arbeidsongeschikt is geweest ook de weekenden en feestdagen heeft betrokken, terwijl klaagster niet op die dagen werkt. Daarnaast heeft klaagster een gunstige beoordeling gekregen van haar leidinggevende. Volgens vast jurisprudentie van het gerecht kan een bevordering onder deze omstandigheden niet worden opgeschoven met het bevorderingsmoment.
wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
4.2
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B van die regeling opgenomen bevorderingseisen (eerste lid) en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht (tweede lid).
4.3
Voor bevordering naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7) is, voor zover hier relevant, op grond van artikel 4, eerste lid, en bijlage B van de BRA vereist dat betrokkene een functie bekleedt welke een waardering op het niveau van adjunct-commies 1ste klasse rechtvaardigt, met dien verstande dat de betrokkene reeds ten minste vier jaar dienst in de rang van adjunct-commies moet hebben volbracht.
beoordeling
5.1
Het gerecht stelt voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
5.2
Ter zitting heeft verweerder het gerecht verzocht om hem een termijn van drie maanden te gunnen om een nieuwe beslissing op het verzoek van klaagster te nemen met inachtneming van de uitspraken van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Raad) van 1 maart 2023 (ECLI:NL:ORBAACM:2023:22 en 23). Verweerder heeft ter zitting hierover verklaard dat bij bepaling van de verlenging van de anciënniteitperiode wegens arbeidsongeschiktheid van klaagster per abuis geen rekening is gehouden met de hierboven bedoelde 90-dagentermijn en het gerecht.
5.3
Het gerecht wijst op de recente rechtspraak van de Raad betreffende het opschuiven van het bevorderingsmoment met een periode van inactiviteit wegens arbeids-ongeschiktheid voor zover die het aantal van 90 dagen overschrijdt. Het gerecht volstaat met verwijzing naar de uitspraken van 1 december 2021 (ECLI:NL:ORBAACM:2021:81, van 1 maart 2023 (ECLI:NL:ORBAACM:2023:23) en van 31 mei 2023 (ECLI:NL:ORBAACM:2023:35. Toepassing van die rechtspraak op de gestelde inactiviteit in dit geval van (124 minus 90 dagen =) 34 dagen in de anciënniteitsperiode van vier jaar leidt tot de conclusie dat het moment van bevordering van klaagster naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse moet worden bepaald op 4 september 2021. Reeds daarom moet worden geconcludeerd dat de bestreden beschikking aan een motiveringsgebrek lijdt.
6. De slotsom is dat het bezwaar gegrond is. De bestreden beschikking zal nietig worden verklaard. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak binnen één maand opnieuw een beslissing moeten nemen op het voorstel om klaagster te bevorderen naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse.
7. Het gerecht ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van dit geding, welke begroot worden op Afl. 1.400,- (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700,-, wegingsfactor 1).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- verklaart de bestreden beschikking van 11 oktober 2022 no. DPS/551-A geh nietig;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van één maand na dagtekening van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het voorstel om klaagster te bevorderen naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7, dienstjaar 9), met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 mei 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.