ECLI:NL:OGAACMB:2024:22

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
1 juni 2024
Zaaknummer
AUA202302303
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ambtenaar in verband met vermoedelijk plichtsverzuim en de duur van de schorsing

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een schorsingsbesluit. Dit schorsingsbesluit, genomen op 30 mei 2023, hield in dat klaagster met ingang van 31 mei 2023 in haar ambt werd geschorst in afwachting van een disciplinaire strafoplegging. Klaagster had eerder al een toegangsontzegging gekregen tot de dienstlokalen van het Departamento Progreso Laboral (DPL) vanwege vermoedelijk plichtsverzuim. De zaak werd behandeld op 25 maart 2024, waarbij klaagster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde E. Duijneveld en verweerder door mr. Y.F.M. Kaarsbaan.

Het gerecht oordeelde dat het schorsingsbesluit niet langer kon voortduren dan noodzakelijk, gezien de lange duur van het disciplinaire onderzoek dat al bijna anderhalf jaar in beslag nam. Het gerecht vernietigde het schorsingsbesluit voor wat betreft de duur van de schorsing en bepaalde dat deze maximaal drie weken na de uitspraak zou duren. Het bezwaar van klaagster werd gegrond verklaard, en verweerder werd veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak werd gedaan op 6 mei 2024, en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 6 mei 2024
Gaza nr. AUA202302303

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar als bedoeld in de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: E. Duijneveld,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 30 mei 2023 no. 4 (bestreden landsbesluit) heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van de dag na dagtekening van het besluit te schorsen in haar ambt en bepaald dat de schorsing zal duren tot op de dag waarop verweerder een besluit heeft genomen omtrent disciplinaire strafoplegging.
Daartegen heeft klaagster op 3 juli 2023 een pro-forma bezwaarschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 25 maart 2024. Klaagster is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [betrokkene 1] occuperende voor mr. [betrokkene 2].
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten

1.1
Klaagster is als ambtenaar werkzaam bij het Departamento Progreso Laboral (DPL).
1.2
Bij beschikking van 13 januari 2023 heeft de minister van Arbeid, Energie en Integratie klaagster met ingang van 13 januari 2023 de toegang tot alle dienstlokalen, -gebouwen, -terreinen en voertuigen van DPL ontzegd voor de duur van zes weken. Bij brief van 24 februari 2023 is de toegangsontzegging met zes weken verlengd.
1.3
Bij beschikking van 21 februari 2023 is de toegangsontzegging met ingang van 24 februari 2024 met zes weken verlengd.
1.4
Bij bestreden landsbesluit van 30 mei 2023 heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 31 mei 2023 in haar ambt te schorsen, met toepassing van artikel 87 sub c van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), en bepaald dat de schorsing zal duren tot op de dag waarop verweerder een besluit heeft genomen omtrent disciplinaire strafoplegging.
schorsingsbesluit
2. Aan het bestreden landsbesluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat tegen klaagster een klacht is ingediend in verband met het verzoeken en aanvaarden van geld om een werkvergunning te regelen. Naar aanleiding hiervan is een onderzoek opgestart naar mogelijke plichtsverzuim zijdens klaagster.
standpunten van partijen
3.1
Verweerder heeft aan het schorsingsbesluit ten grondslag gelegd dat klaagster zich vermoedelijk schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim door, buiten kantooruren, geld heeft verzocht en aanvaard om werkvergunningen te regelen. Voorts is geprobeerd om het slot van de kantoordeur van klaagster open te breken. In het kader van het lopend onderzoek is een schorsing van klaagster in het belang van de dienst noodzakelijk, aldus verweerder. Ter zitting heeft verweerder zich nog op het standpunt gesteld dat het bezwaar niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat klaagster geen gronden heeft ingediend.
3.2
Klaagster heeft ter zitting - kort samengevat - aan haar bezwaar ten grondslag gelegd dat ondertussen een jaar en twee maanden zijn verstreken na haar eerste toegangsontzegging. Klaagster heeft inderdaad een client van DPL geholpen met het verbeteren van het arbeidsmarktregistratieformulier maar dit is wat meer collega’s doen, nu DPL een service gerichte organisatie is. Klaagster ontkent daarvoor geld te hebben ontvangen. Inmiddels duurt de schorsing te lang, aldus klaagster.
wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 59, tweede lid, van de Lma, is het de ambtenaar verboden een gift of een belofte daartoe van een derde te verzoeken, indien de derde uit de omstandigheden, waaronder het verzoek wordt gedaan, redelijkerwijze moet begrijpen, dat de ambtenaar zich zal laten bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten ingeval het verzoek wordt ingewilligd.
4.2
Ingevolge artikel 82, eerste lid, kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
4.3
Ingevolge artikel 87, aanhef en onder c, kan onverminderd het bepaalde in artikel 82, de ambtenaar door het bevoegde gezag worden geschorst in zijn ambt in gevallen, waarin schorsing naar het oordeel van het daartoe bevoegde gezag wordt gevorderd door het belang van de dienst.
4.4
Ingevolge artikel 45, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) wijst de rechter de inzender van een bezwaarschrift, die de voorschriften van de artikelen 43, tweede lid, of 44 niet in acht genomen heeft, op het gepleegde verzuim en nodigt hem uit dit binnen een bepaalde termijn te herstellen.
4.5
Ingevolge artikel 46, eerste lid, van de La kan, degene die niet binnen de door de rechter ingevolge het voorgaande artikel bepaalde termijn het door hem gepleegde verzuim heeft hersteld, zonder dat een nader onderzoek vereist is, in zijn bezwaar niet-ontvankelijk verklaard worden.
4.6
Ingevolge artikel 47 van de La doet de rechter, indien het gepleegde verzuim is hersteld of de niet-ontvankelijkheid niet wordt uitgesproken, een afschrift van het bezwaarschrift aan de verweerder verzenden.
beoordeling
5. Het gerecht volgt verweerder niet in zijn standpunt dat het bezwaar niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de gronden niet zijn ingediend. De bepaling van artikel 46 La is een zogenaamde ‘kan-bepaling’. Nu het gerecht geen aanleiding heeft gezien om aan dit artikel toepassing te geven, is een niet-ontvankelijkverklaring niet meer op haar plaats en zal het gerecht een inhoudelijk oordeel geven op de door klaagster ter zitting aangevoerde gronden van haar bezwaar. Daarbij is in aanmerking genomen dat zijdens verweerder niet te kennen is gegeven dat hij niet in staat is daarop adequaat te reageren.
6.1
Het schorsingsbesluit is gebaseerd op artikel 87, aanhef en onder c, van de Lma. Het gaat hier om de bevoegdheid van een bestuursorgaan om een ordemaatregel te treffen. In geschil is dan ook de vraag of verweerder klaagster al dan niet terecht de ordemaatregel van schorsing heeft opgelegd.
6.2
Naar vaste jurisprudentie vindt het bevoegde gezag in een hem bekend geworden concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim in het algemeen voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel, als aan de integriteit van de betrokken ambtenaar moet worden getwijfeld en het in hem te stellen vertrouwen zozeer is geschaad dat niet aanvaardbaar is dat hij zijn werk blijft doen (vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep 7 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3512).
6.3
Wat betreft de vraag of er voldoende grond voor het treffen van de ordemaatregel bestaat, overweegt het gerecht allereerst dat het vermoedelijk door klaagster gepleegd plichtsverzuim dat aanleiding heeft gegeven tot de schorsing, voldoende concreet is omschreven in het schorsingsbesluit, namelijk dat klaagster, buiten kantooruren, geld heeft verzocht en aanvaard om werkvergunningen te regelen. Naar het oordeel van het gerecht is het besluit om klaagster te schorsen gedurende het disciplinair onderzoek genomen op goede, aan het dienstbelang ontleende gronden. Het gerecht laat zich in het kader van deze procedure niet uit over de vraag of klaagster zich daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt aan plichtsverzuim.
6.4
Het gerecht overweegt voorts dat het rechtszekerheidsbeginsel met zich brengt dat een schorsing niet langer duurt dan noodzakelijk en dat in dat verband door verweerder voortvarendheid dient te worden betracht bij de uitvoering van het disciplinaire onderzoek. In het schorsingsbesluit staat dat de schorsing zal duren tot op de dag waarop verweerder een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging. Aan klaagster is met ingang van 13 januari 2023 voor een periode van zes weken de toegang tot het werk ontzegd, waarna die periode met nog eens zes weken is verlengd. In het schorsingsbesluit is opgenomen ‘dat het voeren van nader onderzoek noodzakelijk is’ en ‘dat ook onderzoek gevoerd moet worden naar mogelijke betrokkenheid van andere personeelsleden van de dienst’. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat in januari onderzoek bij de DIMAS is gedaan en er nog vervolggesprekken moeten plaatsvinden. Ook werd de Directie Informatievoorziening en Automatisering (DIA) verzocht om benodigde files op de server op te sporen. Het forensisch onderzoek is nog lopend. Gelet op de duur van het disciplinair traject (bijna anderhalf jaar), kan naar het oordeel van het gerecht niet in redelijkheid worden volgehouden dat het belang van de dienst nog langer kan vorderen dat de schorsing voortduurt.
6.5
Het gerecht ziet gelet op het bovenstaande dan ook aanleiding om het schorsingsbesluit op dit punt te vernietigen en en te bepalen dat de schorsing duurt tot uiterlijk drie weken na de datum van deze uitspraak.
7. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaar gegrond is.
8. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het landsbesluit van 30 mei 2023 no. 4, voor zover het ziet op de duur van de schorsing;
- bepaalt dat de schorsing zal duren tot uiterlijk drie weken na de datum van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundig bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 mei 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.