5.13Bij het bestreden ontslagbesluit heeft verweerder besloten om verzoeker met onmiddellijke ingang te ontslaan.
De beoordeling
Spoedeisend belang?
6. Uit de overgelegde brieven van Aruba Bank van 18 januari 2023 blijkt dat verzoeker een forse achterstand heeft opgelopen bij de aflossing van zijn hypotheek en andere leningen en dat de bank hem aanmaant om binnen een termijn van drie weken een aanzienlijk bedrag (ca. Afl. 36.728) te betalen. Nu verzoeker onweersproken heeft aangevoerd, dat hij sinds juli 2022 geen bezoldiging ontvangt en geen andere inkomensbron heeft, ziet het gerecht in hetgeen hij heeft aangevoerd een voldoende spoedeisend belang.
Is sprake van plichtsverzuim?
7. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire straf aanleiding kan geven is volgens vaste rechtspraak noodzakelijk dat de rechter op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging heeft verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedraging heeft begaan. Voor het kunnen opleggen van een disciplinaire straf wegens plichtsverzuim is voorts vereist dat het plichtsverzuim aan de betrokken ambtenaar kan worden toegerekend.
Ten aanzien van het verwijt onder A
8.1.1Volgens verweerder heeft verzoeker, nadat hij door een personeelslid werd medegedeeld dat hij een derde zou gaan informeren over een inval van Guarda nos Costa die plaats zou vinden bij het Aruba Summer Festival in juni 2016, de schending van het geheimhoudingsplicht actief gesteund en ermee ingestemd. Ter onderbouwing van dit verwijt heeft verweerder verwezen naar een verslag/overschrijving van informatie uit tapgesprekken afkomstig uit het strafdossier van [verdachte A] na inzage ervan op 18 en 19 februari 2021 door de DRH. In het dossier ontbreken de tapgesprekken en de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van het afluisteren van die tapgesprekken, zodat het gerecht niet kan beoordelen of dit verwijt voldoende is onderbouwd. Het wel in het dossier aanwezige ongedateerde en ongetekende verslag is daartoe onvoldoende.
8.1.2Het gerecht is gelet op het bovenstaande van oordeel dat niet vast is komen te staan dat verzoeker niet heeft opgetreden tegen plichtsverzuim gepleegd door zijn ondergeschikte. Dit klemt te meer nu vast staat dat tegen de ondergeschikte in kwestie, namelijk [verdachte A] voornoemd, wel degelijk een disciplinair onderzoek mede ten aanzien van dit verwijt, is verricht dat heeft geleid tot een voornemen tot disciplinaire strafoplegging. Evenmin is gebleken dat verzoeker zijn eigen geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Dat verzoeker heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 62 van de Lma, kan dan ook niet worden vastgesteld.
Ten aanzien van het verwijt onder B
8.2.1Het gerecht stelt ten aanzien van dit verwijt voorop, dat het enkel aanvaarden van giften geen plichtsverzuim oplevert. Ingevolge artikel 59 van de Lma is het de ambtenaar immers verboden een gift van een derde aan te nemen, waarvan hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden, dat deze gedaan wordt teneinde hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten. In het bestreden ontslagbesluit wordt verzoeker niet verweten dat hij giften van derden heeft aanvaard terwijl hij wist of moest vermoeden dat hiervoor een tegenprestatie werd verwacht. Reeds gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat verzoeker heeft gehandeld in strijd met het verbod, zoals bedoeld in artikel 59 van de Lma.
8.2.2Bovendien is niet gebleken dat genoemde banners, televisie en televisie stand, en de maaltijden in het weekend voor het personeel van IASA, giften in voornoemde zin waren.
Van de banners is uit het dossier gebleken dat deze voor de dienst bestemd waren en op de werkplek stonden, en van de televisie en televisie stand is gebleken dat deze aan een personeelslid toebehoorden.
Over de maaltijden heeft verzoeker verklaard dat hij als diensthoofd had goedgekeurd dat deze vanwege de dienst aan alle medewerkers, die tijdens de weekenden in een bepaalde periode hard werkten, werden aangeboden. De maaltijden werden bij verschillende restaurants afgehaald, afhankelijk van de keuze van de medewerkers De bonnen werden gecontroleerd door de financiële afdeling van het IASA, goedgekeurd door verzoeker en betaald via de Directie Financiën. Het gerecht acht deze verklaring onaannemelijk noch ongeloofwaardig, en overigens is niet geleken dat deze gang van zaken ontoelaatbaar was of in strijd met enige wet- of regelgeving.
8.2.3Wat betreft de gratis toegangskaarten, heeft verzoeker toegegeven dat hij voor verschillende evenementen, en niet alleen het Aruba Summer Festival, in 2014 en 2015 gratis toegangskaarten heeft ontvangen. Volgens verzoeker was hij echter niet het enige diensthoofd die uit hoffelijkheid (
courtesy) gratis entree tot evenementen aangeboden kreeg. Dat van verzoeker een tegenprestatie werd verwacht of dat hij een tegenprestatie heeft geleverd voor het ontvangen van gratis entree tot verschillende evenementen, is evenwel niet gebleken.
8.2.4Gelet op het voorgaande is het gerecht van oordeel, dat niet kan worden vastgesteld dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van het verbod als bedoeld in artikel 59 van de Lma.
Ten aanzien van het verwijt onder C
8.3.1Het gerecht begrijpt dit verwijt aldus, dat verzoeker in het geheim een vergadering bij het bedrijf Gamma heeft belegd, waarbij ook drie ICT-medewerkers van IASA aanwezig waren, en dat hij zodoende het personeel heeft opgehitst tegen beslissingen van de ministerraad over degenen die tijdelijk met de dagelijkse leiding van IASA waren belast. Verzoeker heeft hierover -onweersproken- verklaard, dat in bedoelde vergadering de ICT-medewerkers van IASA hun bezorgdheid over de gang van zaken hebben geuit, en dat zijn rol die van een bemiddelaar was. Na de vergadering heeft hij de betrokken minister van het een en ander op de hoogte gesteld.
8.3.2In het bestreden ontslagbesluit noch ter zitting heeft verweerder duidelijk kunnen maken op welke manier klager misbruik zou hebben gemaakt van zijn functie (als diensthoofd) en op welke wijze hij het personeel zou hebben opgehitst tegen beslissingen van de ministerraad. Dit klemt te meer nu mevrouw [verdachte D], die bij de vergadering bij Gamma aanwezig was, bij de politie heeft verklaard dat de leidinggevende van de immigratiedienst de heer [persoon C] was. Het verwijt is dan ook onduidelijk en kan om die reden niet worden vastgesteld.
Ten aanzien van de verwijten onder D en E