ECLI:NL:OGAACMB:2023:13

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
AUA202201711
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering ambtenaar in verband met arbeidsongeschiktheid en anciënniteit

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een beschikking van 6 mei 2022. Klaagster was werkzaam bij de Dienst Sociale Zaken en had bezwaar gemaakt tegen de beslissing om haar bevordering naar de rang van klerk (schaal 3) uit te stellen. Klaagster stelde dat de vertraging van haar bevordering in strijd was met de zorgvuldigheids-, zekerheids- en motiveringsbeginselen, aangezien zij al sinds 1 mei 2017 de functie van archief- en documentenmedewerker bekleedde, die op het maximale niveau van schaal 5 was gewaardeerd. Klaagster voerde aan dat haar arbeidsongeschiktheid, die 257 dagen duurde, niet in de beoordelingsperiode voor haar bevordering had mogen worden meegenomen.

Verweerder, de Gouverneur, verdedigde de beslissing door te stellen dat klaagster niet voldeed aan de bevorderingseisen vanwege haar ziekteverzuim. Het gerecht oordeelde dat de bevoegdheid van verweerder om ambtenaren te bevorderen discretionair is en dat deze beslissing slechts terughoudend kan worden getoetst. Het gerecht concludeerde dat klaagster met ingang van 1 mei 2017 voldeed aan de vereisten voor bevordering naar schaal 3, omdat zij in een functie was geplaatst die hoger was gewaardeerd dan haar vorige functie. Het gerecht vernietigde de bestreden beschikking en oordeelde dat verweerder binnen drie maanden een nieuwe beslissing moest nemen over de bevordering van klaagster.

De uitspraak benadrukt het belang van de anciënniteitseisen en de beoordeling van ambtenaren in het kader van bevorderingen, en bevestigt dat een ambtenaar niet opnieuw aan de anciënniteitseis hoeft te voldoen bij een interne functieplaatsing in een hoger gewaardeerde functie. De rechter veroordeelde verweerder ook tot betaling van de kosten van het geding aan klaagster.

Uitspraak

Uitspraak van 6 maart 2023
Gaza nr. AUA202201711

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar als bedoeld in de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 6 mei 2022 (de bestreden beschikking), door klaagster op 23 mei 2022 ontvangen, heeft verweerder onder meer besloten om klaagster met ingang van 1 mei 2017 uit de rang van telefonist 1ste klasse (schaal 2) te ontheffen en te benoemen in de rang van schrijver (schaal 2), en met ingang van 1 maart 2021 te bevorderen naar de rang van klerk (schaal 3).
Hiertegen heeft klaagster op 6 juni 2022 een bezwaarschrift ingediend bij het gerecht.
Verweerder heeft op 14 november 2022 een contramemorie met producties ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 november 2022, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Klaagster kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking, en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat deze beslissing in strijd is met het zorgvuldigheids-, het zekerheids- en het motiveringsbeginsel. Daartoe heeft zij – samengevat – aangevoerd, dat zij al vanaf 1 mei 2017 de functie van archief- en documenten medewerker bij de Dienst Sociale Zaken bekleedt, dat deze functie op het maximale niveau van schaal 5 is gewaardeerd, en dat zij door de directeur, bij adviesvoorstel van 29 april 2021, positief is beoordeeld, zodat zij met ingang van 1 mei 2017 in aanmerking komt voor een bevordering naar schaal 3 en met ingang van 1 mei 2021 voor een bevordering naar schaal 4. De vertraging van haar bevordering naar schaal 3 met 10 maanden in verband met de periode van arbeidsongeschiktheid is in strijd met artikel 16 van de Lma, nu de ongeschiktheidsperiode buiten de beoordelingsperiode voor een bevordering naar schaal 3 valt, en benadeelt haar ernstig in haar carrière. Aldus klaagster.
1.2
Verweerder heeft aan de bestreden beschikking – samengevat – ten grondslag gelegd dat klaagster in de beoordelingsperiode, te weten van 1 mei 2017 tot 1 mei 2020, in totaal 257 dagen arbeidsongeschikt is geweest en dat daarom over die periode geen oordeel kan worden gegeven over haar functioneren. Hierdoor voldoet klaagster met ingang van 1 mei 2020 niet aan de bevorderingseis van goede beoordeling gedurende de beoordelingsperiode, en wordt de bevordering van klaagster verschoven met tien maanden, zodat zij met ingang van 1 maart 2021 naar de rang van klerk wordt bevorderd. Verweerder heeft ter zitting daaraan toegevoegd dat nu klaagster met ingang van 1 mei 2017 in een administratieve rang is geplaatst, zij pas na drie jaar dienst in die functie c.q. rang te hebben volbracht, zal voldoen aan de dienstanciënniteit van drie jaar voor een bevordering naar schaal 3.
Het geschil en het toetsingskader
2. Ter beantwoording ligt voor de vraag of verweerder in redelijkheid heeft mogen beslissen om klaagster (pas) met ingang van 1 maart 2021 te bevorderen naar de rang van klerk in schaal 3.
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat de bevoegdheid van verweerder om ambtenaren al dan niet te bevorderen discretionair van karakter is. Dit brengt met zich mee dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het gerecht neemt daarbij het volgende in aanmerking.
De feiten
3.1
Klaagster, geboren op 13 augustus 1964, is vanaf 1 augustus 2005 als ambtenaar werkzaam bij de Dienst Sociale Zaken (DSZ) in de functie van werkster. Met ingang van 1 januari 2008 is zij ontheven uit de functie van werkster en benoemd in de rang en functie van telefoniste. Met ingang van 1 januari 2011 is zij bevorderd naar de rang van telefoniste 1ste klasse in schaal 2, dienstjaar 9.
3.2
Klaagster heeft bij brieven van 1 februari 2013, 26 mei 2015, 5 augustus 2016, 5 juli 2018 en 21 maart 2019 verzocht om naar de rangen van klerk (schaal 3) en klerk 1ste klasse (schaal 4) te worden bevorderd.
3.3
De directeur van de DSZ heeft bij schrijven van 5 februari 2020 de betreffende minister positief geadviseerd op het verzoek om klaagster te bevorderen naar schalen 3 en 4. In dat advies staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…) Intussen is mevrouw [klaagster] per 1 mei 2017 intern overgeplaatst naar de Afdeling Bijstand als Archief- en Documentenmedewerker. (…) Ten allen tijde heeft mevrouw [klaagster] haar verantwoordelijkheden en taken tot volle tevredenheid van de directie uitgevoerd. (…)”
3.4
Bij schrijven van 10 juli 2020 heeft het
Departamento di Recurso Humano(DRH) geadviseerd om het verzoek van klaagster, in de brieven van 1 februari 2013, 26 juni 2015, 5 augustus 2016, 5 juli 2018 en 21 maart 2019, en het voorstel van de directeur DSZ van 16 juli 2018 en 5 februari 2020, om klaagster te bevorderen naar schalen 3 en 4 af te wijzen, daar klaagster niet aan de bevorderingsvereiste van een gunstige beoordeling – vanwege ziekteverzuim – voldoet. In dat advies staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…) Betrokkene verzoekt om naar de rangen van klerk (schaal 3) en klerk 1ste klasse (schaal 4) te worden bevorderd.
Met ingang van 1 mei 2017 is betrokkene intern overgeplaatst in de functie van medewerker archief- en documentenbeheer bij de afdeling Bijstand, welke functie maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 4. (…)
Met ingang van 1 januari 2011 werd betrokkene bevorderd naar de rang van telefonist 1ste klasse in schaal 2, dienstjaar 9. De rang van telefonisten loopt uit in schaal 2, waardoor betrokkene met ingang van 1 januari 2011 de maximale waardering van de functie heeft bereikt.
De werkzaamheden verbonden aan de functie van medewerker archief- en documentenbeheer bij de afdeling Bijstand (schaal 4) zijn zwaarder en van een hoger niveau t.o.v. de functie van telefoniste (schaal 2). De dienst anciënniteit in de nieuwe functie begint vanaf datum plaatsing in deze functie zijnde 1 mei 2017. Na een dienst anciënniteit van drie jaar in deze functie kan betrokkene in principe met ingang van 1 mei 2020 in aanmerking komen voor een bevordering naar de rang van klerk (schaal 3), mits betrokkene voldoet aan alle bevorderingseisen.
(…)
Opgemerkt dient te worden dat betrokkene arbeidsongeschikt was gedurende de beoordelings- (anciënniteit periode van 1 mei 2017 tot 1 mei 2020. Betrokkene was 291 kalenderdagen arbeidsongeschikt (afgerond 10 maanden). Dit leidt ertoe dat geen oordeel kan worden gegeven omtrent het functioneren van betrokkene. (…). Hierdoor dient te bevordering te worden verschoven met 10 maanden. Betrokkene kan derhalve in principe met ingang van 1 maart 2021 in aanmerking komen voor een bevordering, mits betrokkene voldoet aan alle bevorderingseisen. (…) Geadviseerd wordt om het verzoek van betrokkene en het voorstel van de directeur van de DSZ om betrokkene te bevorderen (…) af te wijzen, daar betrokkene niet aan de bevorderingseis van gunstige beoordeling (ziekteverzuim) voldoet. (…)”.
3.5
De directeur van de DSZ heeft bij schrijven van 29 april 2021 te kennen gegeven het niet eens te zijn met voornoemd advies van de DRH en nogmaals gesteld dat klaagster “ten allen tijde haar verantwoordelijkheden en taken tot volle tevredenheid van de directie heeft uitgevoerd, en dat de DSZ een positief advies in deze geeft.”
3.6
Bij advies van 7 maart 2022 heeft het DRH zijn standpunt gehandhaafd en geadviseerd om:
1. klaagster met ingang van 1 mei 2017 te ontheffen uit de rang van telefonist 1ste klasse (schaal 2) en te benoemen in de rang van schrijver (schaal 2);
2. klaagster met ingang van 1 maart 2021 te bevorderen naar de rang van klerk (schaal 3);
3. het voorstel van de directeur van de DSZ om betrokkene met ingang van 1 mei 2020 naar de rangen van klerk (schaal 3) en klerk 1ste klasse (schaal 4) te bevorderen, af te wijzen.
3.7
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 maart 2021 naar de rang van klerk (schaal 3) te bevorderen. Hiertegen richt zich onderhavig bezwaar.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
4.2
Ingevolge artikel 24, zesde lid, van de Lma wordt ingeval overgang geschiedt naar een betrekking, aan welke een hogere eindbezoldiging is verbonden, de bezoldiging toegekend, welke onmiddellijk is gelegen boven het bedrag, laatstelijk in de lagere rang aan bezoldiging genoten.
4.3
Op grond van artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (de BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam (
gunstige beoordelingsvereiste) te worden geacht.
4.4
Voor een bevordering naar de rang van klerk (schaal 3) is vereist dat de door de betrokkene beklede functie, een waardering op het niveau van klerk rechtvaardigt (
functiewaarderingsvereiste) en dat de betrokkene reeds ten minste drie jaar dienst in de rang van schrijver (schaal 2) moet hebben volbracht (
anciënniteitseis).
De beoordeling
5.1
In dit geval staat vast dat klaagster vanaf 1 januari 2011 in schaal 2 was bezoldigd. Weliswaar bekleedde ze niet de rang van schrijver, maar kennelijk heeft ze op een gegeven moment naast de werkzaamheden behorende bij de functie van telefoniste ook de (administratieve) werkzaamheden behorende bij de functie van baliemedewerker verricht, waarvoor zij een gratificatie heeft ontvangen. Het standpunt van verweerder dat klaagster nog niet voldoet aan de anciënniteitsvereiste, nu de anciënniteit pas bij plaatsing in de nieuwe rang/functie begint te lopen, vindt geen steun in het recht. Anders dan verweerder meent, begint de dienstanciënniteit immers niet telkens opnieuw te lopen vanaf het moment dat een ambtenaar in een andere rang dan wel een nieuwe functie met een hogere eindwaardering, wordt geplaatst (vgl. RvBAz van 2 juni 2021, ECLI:NL:ORBAACM:2021:25, en RvBAz van 21 juli 2021, ECLI:NL:ORBAACM:2021:51). Nu klaagster ingaande 1 mei 2017 is geplaatst in een (administratieve) functie die hoger is gewaardeerd (schaal 5) dan de functie van telefoniste (schaal 2), dient gelet op het bovenstaande te worden aangenomen dat zij op die datum, na zes jaar bezoldigd te zijn geweest in schaal 2, voldoet aan de anciënniteitseis voor een bevordering naar schaal 3.
5.2
Vanaf 1 mei 2017 voldoet klaagster ook aan de functiewaarderingsvereiste voor een bevordering naar schaal 3, nu zij ingaande die datum is geplaatst in een functie die maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 5.
6.1
Dan ligt voor de vraag of klaagster ook voldoet aan de gunstige beoordelingsvereiste voor bedoelde bevordering naar schaal 3.
6.2
Uit de zich in het dossier bevindende stukken, stelt het gerecht vast staat dat klaagster door haar diensthoofd, de directeur van de DSZ, geschikt en bekwaam is geacht om de functie van Archief- en Documentenmedewerker te vervullen, nu zij met ingang van 1 mei 2017 intern feitelijk in die hoger gewaardeerde functie is geplaatst. Ook verweerder heeft klaagster met ingang van 1 mei 2017 officieel geplaatst in deze hoger bezoldigde functie. Aangenomen dient te worden dat een ambtenaar alleen dan wordt geplaatst in een hoger gewaardeerde functie als het bevoegd gezag de overtuiging heeft - of zou moeten hebben - dat de betrokkene beschikt over de geschiktheid en bekwaamheid om die functie te vervullen. Aan de gunstige beoordelingsvereiste is dus ook voldaan.
7.1
Uit het voorgaande volgt dat klaagster met ingang van 1 mei 2017 voldoet aan alle vereisten om te worden bevorderd naar de rang van klerk (schaal 3). Dit klemt te meer nu uit artikel 24, lid 6 van de Lma voortvloeit dat klaagster met ingang van 1 mei 2017 de bezoldiging moet worden toegekend, die onmiddellijk is gelegen boven het bedrag, die zij laatstelijk in de rang van telefoniste 1ste klasse aan bezoldiging heeft genoten. Nu klaagster met ingang van 1 januari 2015 de maximum bezoldiging in schaal 2 heeft bereikt (dienstjaar 13) dient zij ingevolge voornoemde bepaling vanaf 1 mei 2017 de bezoldiging behorende bij schaal 3, dienstjaar 10 te ontvangen.
7.2
De bestreden beschikking behelst verder geen beslissing op het verzoek om klaagster te bevorderen naar schaal 4, zodat het gerecht hetgeen klaagster hierover heeft aangevoerd buiten beschouwing zal laten.
7. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaar gegrond is, en dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing inzake de bevordering van klaagster naar de rang van klerk (schaal 3) dient te nemen. Het gerecht geeft verweerder daarbij in overweging om gelijk te beslissen op het verzoek om klaagster te bevorderen naar de rang van klerk 1ste klasse in schaal 4.
8. Verweerder zal als na te noemen worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gedeeltelijk gegrond;
- vernietigt de beschikking van 6 mei 2022 onder II, voor zover daarin wordt besloten om klaagster met ingang van 1 maart 2021 te bevorderen naar de rang van klerk;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen over bedoelde bevordering van klaagster naar de rang van klerk, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 6 maart 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.