ECLI:NL:OGAACMB:2022:88

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
AUA202200389
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen plaatsing bij afdeling Cuerpo Especial Arubano

In deze zaak heeft klaagster, werkzaam als beveiligingsmedewerker bij het Cuerpo Especial Arubano (CEA), bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de directeur om haar niet te plaatsen bij de afdeling 'transport', maar bij de afdeling 'gebouwen'. Klaagster heeft in het verleden gepleit voor de legalisering van cannabis, wat volgens de directeur een reden was om haar niet bij de afdeling 'transport' te plaatsen, gezien de neutraliteit die deze afdeling dient uit te stralen. Klaagster heeft op 14 februari 2022 bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het gerecht heeft geoordeeld dat klaagster geen procesbelang heeft bij het bezwaar, aangezien zij per 1 januari 2023 eervol ontslag heeft gekregen. De rechter heeft het bezwaar van klaagster niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet haalbaar of zinvol werd geacht om haar nog voor haar ontslag te plaatsen bij de afdeling 'transport'. De uitspraak is gedaan op 5 december 2022.

Uitspraak

Uitspraak van 5 december 2022
Gaza nr. AUA202200389

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster]

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
tegen:

DE DIRECTEUR CUERPO ESPECIAL ARUBANO (CEA),

beide zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij e-mail van 13 januari 2022 heeft verweerder aan klaagster medegedeeld dat het niet mogelijk is om haar overeenkomstig haar wens bij de afdeling “transport” van het CEA te plaatsen. Tevens heeft verweerder klaagster medegedeeld dat zij bij de afdeling “gebouwen” wordt geplaatst.
Bij beschikking van 11 februari 2022 heeft verweerder het verzoek van klaagster tot heroverweging van de beslissing om klaagster bij de afdeling “gebouwen” in plaats van de afdeling “transport” te plaatsen, afgewezen (de bestreden beschikking).
Tegen de bestreden beschikking heeft klaagster op 14 februari 2022 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Op 28 juni 2022 heeft verweerder een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 4 juli 2022. Klaagster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder, ing. R.A. Geerman, is verschenen in persoon, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over de mogelijkheid om tot een vergelijk te komen.
Op 3 oktober 2022 hebben partijen een akte-uitlating ingediend, inhoudende dat partijen niet tot een minnelijke regeling zijn gekomen.
Op 18 oktober 2022 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
Op de zitting van 24 oktober 2022 is de zaak wederom behandeld, alwaar is verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Klaagster is ambtenaar in dienst bij Cuerpo Especial Arubano (CEA) in de functie van beveiligingsmedewerker.
1.2
Klaagster was tussen 2012 en juli 2017 geplaats bij de afdeling “transport”.
1.3
Op 3 juli 2017 werd klaagster geplaats bij de afdeling “gebouwen. Klaagster heeft haar werkzaamheden aldaar tot en met 30 november 2017 uitgevoerd.
1.4
Bij ministeriële beschikking van 7 juli 2017 is klaagster met ingang van 27 november 2017 ter beschikking gesteld aan het Bureau van de Minister van Onderwijs, Wetenschap en Duurzame Ontwikkeling voor de duur van de regeerperiode Kabinet Wever-Croes I.
1.5
Klaagster heeft verweerder per e-mail van 3 januari 2022 verzocht om terug te worden geplaatst bij de afdeling “transport”, op welk verzoek afwijzend is beslist. Deze afwijzende beslissing is het onderwerp van de onderhavige procedure.
1.6
Bij aanvraagformulier van 23 juni 2022 heeft klaagster verzocht om haar ingaande 1 januari 2023 eervol ontslag te verlenen op grond van de Landsverordening vrijwillige uitdiensttreding (Lvut).
1.7
Bij beschikking van 27 juli 2022 heeft de beoordelingscommissie vrijwillige uitdiensttreding besloten aan klaagster, met ingang van 1 januari 2023 eervol ontslag te verlenen.
Standpunten van partijen
2.1
Aan de weigering van verweerder om klaagster niet te plaatsen bij de afdeling “transport” ligt – kort gezegd – ten grondslag de omstandigheid dat klaagster zich het kader van haar activiteiten voor de politieke partij RED Democratico openlijk heeft beijverd voor de legalisering van cannabis. Het wordt daarom niet wenselijk geacht haar te plaatsen bij de afdeling “transport” omdat zij dan veelvuldig betrokken zal zijn bij het vervoer van gedetineerden van en naar het Gerecht in Eerste Aanleg, alwaar het uitdragen van politieke standpunten, in het bijzonder ten aanzien van het gebruik van verboden verdovende middelen, zich niet goed verdraagt met de neutraliteit die deze instantie behoort uit te stralen.
2.2
Klaagster voert aan dat zij niet meer politiek actief is en dat de beschikking in strijd is met haar recht op vrije meningsuiting en met het verbod op discriminatie wegens politieke overtuiging. Hoewel haar inmiddels eervol ontslag is verleend met ingang van 1 januari 2023 wenst zij het bezwaar te handhaven, gezien het principiële karakter van de voorliggende rechtsvraag.
Beoordeling
3.1
Vast staat dat klaagster op 23 juni 2022 heeft verzocht om haar ingaande 1 januari 2023 eervol ontslag te verlenen op grond van de Lvut. Vast staat ook dat bij beschikking van 27 juli 2022 de beoordelingscommissie vrijwillige uitdiensttreding heeft besloten aan klaagster, met ingang van 1 januari 2023, eervol ontslag te verlenen.
3.2
De vraag die thans beantwoord dient te worden, is of klaagster voldoende procesbelang heeft bij het onderhavige bezwaar. Voor het aannemen van een voldoende procesbelang geldt dat het resultaat dat de indiener met het bezwaar nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt, en dat het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1874).
3.3
Het gerecht overweegt dat klaagster met het bezwaar niet het resultaat kan bereiken dat zij nastreeft. Gebleken is immers dat aan klaagster per 1 januari 2023 eervol ontslag is verleend. Dit brengt met zich mee dat het haalbaar noch zinvol moet worden geacht dat klaagster gedurende de korte tijd voorafgaand aan haar ontslag nog zal worden geplaatst bij de afdeling “transport”, zodat vernietiging van de bestreden beschikking geen feitelijke betekenis voor klaagster zal hebben. De slotsom is dat klaagster geen procesbelang heeft bij het bezwaar.
4. Het bezwaar van klaagster zal wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar van klaagster niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.