ECLI:NL:OGAACMB:2019:123

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 december 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
AUA201900673
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar en geschil over ingangsdatum

In deze ambtenarenzaak heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Gouverneur van Aruba, waarbij haar bevordering naar de rang van commies (schaal 8) met vijf maanden is vertraagd. Klaagster, die sinds 2002 in dienst is bij de Dienst Openbare Werken, was in de periode van 1 oktober 2014 tot 1 oktober 2016 gunstig beoordeeld, maar werd niet bevorderd naar schaal 8 per 1 oktober 2016 vanwege haar arbeidsongeschiktheid. Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster niet eerder dan op 7 februari 2019 van de bestreden beschikking kennis heeft kunnen nemen, waardoor haar bezwaar ontvankelijk is. Het gerecht heeft de feiten en standpunten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de bestreden beslissing van de Gouverneur niet voldoende gemotiveerd was. De rechter heeft geoordeeld dat klaagster voldoet aan de vereisten voor bevordering en heeft het bezwaar gegrond verklaard. De bestreden beschikking is vernietigd en de Gouverneur is opgedragen binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is de Gouverneur veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klaagster.

Uitspraak

Uitspraak van 2 december 2019
GAZA nr. AUA201900673

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. C.S. Edwards,
gericht tegen:
de Gouverneur van Aruba,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing van 7 januari 2019 (de bestreden beschikking) is klaagster met ingang van 1 oktober 2014 bevorderd naar de rang van adjunct-commies (schaal 7) en met ingang van 1 maart 2017 naar de rang van commies (schaal 8).
Tegen deze beslissing heeft klaagster op 1 maart 2019 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij dit gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 9 september 2019, alwaar zijn verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

1. Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, die indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
Het gerecht gaat er op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van uit dat klaagster niet eerder dan op 7 februari 2019 van de bestreden beschikking kennis heeft kunnen nemen. Dit betekent dat het bezwaarschrift is ingediend binnen de termijn, gesteld in artikel 41, derde lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La). Het bezwaar is daarom ontvankelijk.
De feiten
2. Het gerecht gaat uit van de volgende feiten.
2.1
Klaagster is vanaf het jaar 2002 in dienst van het Land en aangesteld bij de Dienst Openbare Werken (DOW). Klaagster heeft sinds 1 oktober 2010 de rang van adjunct-commies (schaal 6) en bekleedt de functie van financieel medewerker debiteuren en crediteuren. De functie is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 8.
2.2
Bij brief van 27 september 2017 van de directeur van de DOW is een voorstel gedaan om klaagster te bevorderen naar schaal 7 en schaal 8.
2.3
Het functioneren van klaagster is in de jaren 2011 tot en met 2017 gunstig beoordeeld. Klaagster was in de periode oktober 2014 tot en met oktober 2016 meer dan 90 dagen arbeidsongeschikt.
Standpunten van partijen
3.1
Klaagster bestrijdt de juistheid van de bestreden beschikking wat de ingangsdatum van de daarin neergelegde bevordering naar salarisschaal 8 betreft. Naar de mening van klaagster behoorde zij reeds met ingang van 1 oktober 2016 te worden bevorderd naar voornoemde salarisschaal, daar zij in de periode van 2011 tot en met 2016 elk jaar is beoordeeld en daarom ook aan de bevorderingseisen voldoet. Voorts voert klager aan dat de bestreden beschikking in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, onder meer met het zorgvuldigheids-, motiverings-, gelijkheids-, redelijkheid- en rechtszekerheidsbeginsel.
3.2
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klaagster niet voldeed aan de bevorderingseisen. De prestatie van klaagster kon vanwege haar arbeidsongeschiktheid niet worden beoordeeld. Om deze redenen is de bevordering (naar salarisschaal 8) met vijf maanden vertraagd, waardoor deze per 1 maart 2017 is ingegaan en niet per 1 oktober 2016.
Wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
4.2
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
4.3
Volgens de tabel voor administratieve ambtenaren gelden voor een bevordering naar commies de volgende vereisten:
C. commies (schaal 8)
a. als onder B;
b. bevordering op grond van de door de betrokkene beklede functie, welke een waardering op het niveau van commies rechtvaardigt en voorts met dien verstande dat de betrokkene reeds ten minste twee jaar dienst in de rang van adjunct-commies 1ste klasse moet hebben volbracht;
Beoordeling
5. Het gerecht stelt voorop dat de bevoegdheid van verweerder om ambtenaren al dan niet te bevorderen discretionair van karakter is. Dit brengt met zich mee dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
6.1
In geschil is of verweerder op goede gronden de bevorderingsdatum, wegens arbeidsongeschiktheid van klaagster, op 1 maart 2017 in plaats van 1 oktober 2016 heeft gesteld.
6.2
Klaagster is met ingang van 1 oktober 2014 bevorderd naar de rang van adjunct-commies 1e klasse. Dit betekent dat klaagster bij een gunstige beoordeling met ingang van 1 oktober 2016 in aanmerking komt voor een bevordering naar de rang van commies. Het staat vast dat klaagster in de periode 1 oktober 2014 - 1 oktober 2016 gunstig is beoordeeld. Dat er beleid bestaat om ook in dit geval het bevorderingsmoment te vertragen, is niet gebleken. Verweerder heeft gewezen op de uitspraken van 8 januari 2018, ECLI:NL: OGAACMB:2018:2 en 27 mei 2019, ECLI:NL: OGAACMB:2019:47. In die zaken kon het functioneren van betrokkenen - door langdurige afwezigheid - niet worden beoordeeld. Het gerecht heeft om die reden in die zaken beslist dat verweerder zich op standpunt heeft kunnen stellen dat niet wordt voldaan aan de bevorderingseisen. In het onderhavige geval is het functioneren van klaagster juist wel beoordeeld. Gelet op het voorgaande kan niet worden gezegd dat klaagster niet voldoet aan de vereiste gunstige beoordeling om te worden bevorderd. De bestreden beslissing vertoont een motiveringsgebrek en kan reeds daarom niet in stand blijven. Het bezwaar is gegrond.

DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de bestreden beschikking van 7 januari 2019;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, een nieuwe beslissing neemt;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1000,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 2 december 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.