ECLI:NL:OGAACMB:2018:77

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
AUA 201703469
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire procedure en ontslag van politieagent in Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 oktober 2018 uitspraak gedaan in een disciplinaire procedure tegen een politieagent, klaagster, die door de Gouverneur van Aruba was ontslagen. Het ontslag was voorwaardelijk, wat betekende dat het niet ten uitvoer zou worden gelegd als klaagster zich gedurende een jaar niet schuldig maakte aan soortgelijk plichtsverzuim. Klaagster had bezwaar aangetekend tegen dit landsbesluit, dat was genomen naar aanleiding van een incident waarbij zij tijdens haar diensttijd bij een hotel was geweest om informatie over kamers te verkrijgen. De Gouverneur stelde dat klaagster zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim door haar werktijd niet volledig aan de dienst te wijden en dat zij een bevoorrechte overeenkomst had gesloten met het hotel, wat de goede naam van het Korps Politie Aruba (KPA) zou hebben geschaad.

Tijdens de zitting op 3 september 2018 heeft het gerecht de zaak behandeld, waarbij klaagster werd bijgestaan door haar advocaat. Het gerecht oordeelde dat klaagster in het kader van haar functie bij het hotel was geweest en dat haar gesprek met de manager van het hotel niet als plichtsverzuim kon worden aangemerkt. Het gerecht concludeerde dat er geen verband was tussen klaagsters privéfunctie als voorzitter van de stichting Aruba Madness Foundation en haar functie als politieagent. Het gerecht verklaarde het bezwaar van klaagster gegrond en vernietigde het landsbesluit van de Gouverneur. Tevens werd de Gouverneur veroordeeld in de proceskosten van klaagster, die op Afl. 1.000,- werden begroot. Deze uitspraak biedt inzicht in de grenzen van plichtsverzuim en de scheiding tussen privé- en beroepsleven van ambtenaren.

Uitspraak

Uitspraak van 15 oktober 2018
Gaza nr. AUA 201703469
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes,
tegen:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 27 oktober 2017 no. 20 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder aan klaagster de disciplinaire straf van ontslag opgelegd, met dien verstande dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, indien klaagster zich gedurende één jaar niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim (voorwaardelijk ontslag).
Op 18 december 2017 heeft klaagster daartegen een pro forma bezwaarschrift ingediend. Op 8 februari 2018 heeft klaagster de gronden waarop haar bezwaarschrift is gericht, ingediend.
Verweerder heeft op 18 juli 2018 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 september 2018, waar klaagster bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, zijn verschenen.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.
2.OVERWEGINGEN
De ontvankelijkheid
2.1
Klaagster heeft het bestreden landsbesluit op 17 november 2017 ontvangen. Omdat de laatste dag van de bezwaartermijn, 17 december 2017, op een zondag viel, is de termijn ingevolge artikel 5, tweede lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La), verlengd tot en met de eerstvolgende werkdag. Het beroep is ontvankelijk.
De feiten
2.2
Klaagster is politieagent bij het Korps Politie Aruba (KPA).
2.3
Klaagster is tevens voorzitter van de stichting Aruba Madness Foundation (AMF), welke stichting gevechtswedstrijden organiseert.
2.4
In 2015 vond er een aanrijding plaats nabij Perle D’Or Hotel & Pam Pam Restaurant (Perle d’Or). Klaagster had dienst en is gekomen om dit af te handelen. Na de afhandeling van de aanrijding is klaagster, in uniform en op dienst, bij Perle D’Or naar de prijzen van kamers gaan vragen en heeft zij de kamers bekeken.
2.5
Klaagster heeft een overeenkomst met Perle D’Or gesloten dat deelnemers van in 2016 te organiseren wedstrijden in het hotel zouden verblijven. Zij heeft hierbij een aanbetaling gedaan van Afl. 1.000,-. De resterende schuld is hierna niet tijdig afgelost. Dit heeft tot een civielrechtelijke procedure geleid.
2.6
In een brief van 4 augustus 2015 heeft de manager van Perle d’Or bij de Korpschef van het KPA zijn beklag gedaan over de niet-betaling.
2.7
Verweerder heeft vervolgens een disciplinaire procedure in gang gezet die heeft geleid tot het bestreden landsbesluit.
De standpunten van partijen
2.8
Verweerder heeft aan het disciplinair ontslag, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat klaagster zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim doordat zij heeft nagelaten om zich de gehele aan haar voorgeschreven werktijd aan de dienst te wijden. Voorts wordt haar verweten dat aan haar vanwege haar functie een bevoorrechte overeenkomst is aangeboden, met bovendien een lagere dan gebruikelijke aanbetaling, en dat zij door de schuld niet tijdig af te lossen de goede naam van het KPA heeft geschaad.
2.9
Klaagster heeft zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van een disciplinaire straf niet te rechtvaardigen is nu het in dit geval om een civiele kwestie gaat. Klaagster heeft in haar hoedanigheid van voorzitter van de stichting AMF een overeenkomst gesloten met de directeur van Perle d’Or voor het verblijf van buitenlandse vechters die deel zouden nemen aan een vechttoernooi georganiseerd door de stichting AMF. Perle d’Or zou hierbij ook als sponsor optreden en heeft als tegenprestatie VIP kaarten voor het toernooi ontvangen. De tweede bespreking vond plaats in de vrije tijd van klaagster, klaagster was toen niet in uniform en was vergezeld van een andere vertegenwoordiger van de stichting AMF. Klaagster erkent dat de stichting de rekening na het vechttoernooi niet heeft betaald omdat het vechttoernooi geen succes was. Inmiddels is de hele schuld afgelost, aldus klaagster.
Het wettelijk kader
2.10.
De toepasselijke bepalingen van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling
2.11.
In de eerste plaats ligt ter beoordeling voor of klaagster zich aan plichtsverzuim schuldig heeft gemaakt.
2.12
In het bestreden landsbesluit wordt klaagster tegengeworpen dat zij heeft nagelaten om zich de gehele aan haar voorgeschreven diensttijd aan de dienst te wijden doordat zij tijdens diensttijd en in uniform gekleed bij een hotel en restaurant omtrent kamerprijzen is gaan informeren en dat zij samen met de manager van het hotel de kamers is gaan bekijken.
2.13
Het gerecht overweegt dat klaagster in het kader van de uitoefening van haar functie naar Perle d’Or was gekomen en dat zij vervolgens haar werkzaamheden heeft verricht en heeft afgerond. Daarna, nog tijdens haar dienst, heeft klaagster met de manager de mogelijkheden van verblijf van de deelnemers van het toernooi besproken.
Naar het oordeel van het gerecht is genoemde bespreking tijdens werktijd te zeer van ondergeschikte aard om aan te merken als plichtsverzuim. Klaagster was ter plekke omdat zij daar werk diende te verrichten en was dus niet om privéredenen naar Perle d’Or toegegaan. Voorts is zij het gesprek pas begonnen toen zij klaar was met haar werk. Onder dergelijke omstandigheden kan een ambtenaar niet worden tegengeworpen dat op persoonlijke titel een kort gesprek wordt gevoerd over een onderwerp dat niet werkgerelateerd is met iemand die men in de uitoefening van de functie is tegengekomen.
2.14
Voorts werpt verweerder klaagster in het bestreden landsbesluit tegen dat zij op een andere dag, terwijl de manager wist dat zij agente was, een aanbetaling heeft gedaan bij de manager voor de kamers en de te leveren service van het hotel, dat haar vanwege haar functie een bevoorrechte overeenkomst is aangeboden, dat zij deze is aangegaan met de manager die van mening was dat politieambtenaren eerlijke, betrouwbare en integere personen zijn en dat klaagster vanwege de indruk die zij heeft geschept bij de manager een lagere dan gebruikelijke aanbetaling kon doen. Door de schuld vervolgens niet af te lossen heeft zij afbreuk gedaan aan de goede naam van het KPA.
2.15
Volgens vaste rechtspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (zie de uitspraak van 21 oktober 2008, ECLI:NL:ORBANAA:2008:BK1322), kan ook het overtreden van een voorschrift in de privésfeer worden aangemerkt als plichtsverzuim. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1914), kan dit het geval zijn in situaties waarbij het handelen, gelet op de vervulde functie, het aanzien van de openbare dienst heeft geschaad, maar ook in situaties waarbij de hoedanigheid en de gedragingen in de privésfeer onvoldoende gescheiden of te scheiden zijn. Grensoverschrijdend gedrag kan zijn weerslag hebben op het aanzien van de overheidsdienst in kwestie.
2.16
Klaagster stelt dat zij, toen de overeenkomst werd gesloten, niet in uniform was gekleed en dat zij werd vergezeld door een ander bestuurslid van de stichting AMF. Het gerecht ziet geen aanleiding om niet uit te gaan van de juistheid van deze stelling.
Terecht merkt verweerder op dat de manager van Perle d’Or op dat moment wist dat zij politieagent was, maar naar het oordeel van het gerecht moet het voor de manager voldoende duidelijk zijn geweest dat klaagster op dat moment optrad namens de stichting AMF en dat zij niet aanwezig was in haar ambtelijke hoedanigheid.
2.17
Klaagster heeft onweersproken gesteld dat in het gesprek Perle d’Or met de stichting AMF een sponsorrelatie is aangegaan en dat Perle d’Or ook als sponsor op de “banners” heeft gestaan van het vechttoernooi. Perle d’Or heeft als tegenprestatie ook VIP-kaarten voor het vechttoernooi ontvangen.
Het gerecht overweegt dat het geen eenvoudige overeenkomst over het gebruik van hotelkamers en bijbehorende faciliteiten betreft, maar een die tevens de sponsoring door Perle d’Or van het toernooi omvat. Dit vormt op zichzelf een verklaring voor andere voorwaarden wat betreft het totaalbedrag en de verwachte aanbetaling. Verweerder heeft naar het oordeel van het gerecht niet aannemelijk gemaakt dat er verband bestaat tussen de aantrekkelijke voorwaarden en klaagsters hoedanigheid van politieagent.
2.18
Op grond van het voorgaande oordeelt het gerecht dat het verband tussen enerzijds de privéfunctie van klaagster als voorzitter van de stichting AFM en het geschil tussen deze stichting en Perle d’Or, en anderzijds de functie van klaagster als politieagente, ontbreekt. Er is geen grond voor de slotsom dat het gedrag van klaagster afbreuk heeft gedaan aan de goede naam van het KPA. Ten onrechte heeft verweerder het optreden van klaagster als voorzitter van de stichting AFM aangemerkt als plichtsverzuim.
2.19
Nu geen sprake was van plichtsverzuim, was verweerder niet bevoegd klaagster disciplinair te straffen. Het bezwaar van klaagster wordt daarom gegrond verklaard wegens strijd met artikel 82, eerste lid, van de Lma.
2.2
Verweerder zal worden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van klaagster, welke worden begroot op een bedrag van Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond;
vernietigt het Landsbesluit van 27 oktober 2017 no. 20;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure voor zover aan de zijde van klaagster gevallen en tot op heden begroot op Afl. 1.000,-.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken in Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.
BIJLAGE
Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma)
Artikel 49
1. De ambtenaar is verplicht de gehele voor hem voorgeschreven werktijd aan de zaken van de overheid te wijden. Het is hem verboden gedurende deze werktijd zich zonder geldige reden te verwijderen van de plaats waar de werkzaamheid moet worden verricht.
2. Het is de ambtenaar verboden gedurende de voorgeschreven werktijd zich bezig te houden met de behartiging van particuliere belangen van zichzelf of van derden.
(...)
Disciplinaire straffen
Artikel 82
1. De ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
2. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
(…)
Artikel 83
1. De disciplinaire straffen, welke kunnen worden toegepast, zijn:
(…)
i. ontslag.
(…)
4. Bij het opleggen van een straf kan worden bepaald, dat zij niet ten uitvoer zal worden gelegd, indien betrokkene zich gedurende de bij het opleggen van de straf te bepalen termijn, welke die van twee jaren niet te boven mag gaan, niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaats vindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden. De voorwaarden mogen de godsdienstige of staatkundige vrijheid niet beperken.
5. Dezelfde functionaris, die over de voorwaardelijke strafopschorting, bedoeld in het vierde lid, heeft beslist, kan, indien betrokkene zich binnen de bepaalde proeftijd wederom aan een plichtsverzuim als in het vierde lid bedoeld, schuldig maakt of zich niet houdt aan de eventueel gestelde bijzondere voorwaarden, gelasten dat de opgeschorte straf alsnog ten uitvoer wordt gelegd.