Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.OVERWEGINGEN
Bij beschikking van 27 oktober 2015, ECLI:NL:OGEAA:2015:445 heeft het gerecht, voor zover thans van belang, klager vervangende toestemming verleend om het kind te erkennen. Bij beschikking van 24 mei 2016, EJ 2296/14 heeft het Hof, voor zover thans van belang, voormelde beschikking van het gerecht bevestigd.
Bij beschikking van 9 februari 2016, ECLI:NL:OGEAA:2016:75 heeft het gerecht de bijdrage van klager in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind bepaald op Afl. 250,- per maand.
Ten aanzien van de periode tussen 1 mei 2014 en 1 maart 2016 overweegt het gerecht dat weliswaar gedurende deze periode geen onderhoudsplicht aan klager was opgelegd en dit door hem niet bij authentieke akte was erkend, maar dat redelijke wetsuitleg in dit geval met zich brengt dat ook gedurende deze periode recht op kindertoelage bestond. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat klager genoegzaam heeft aangetoond dat hij gedurende deze periode daadwerkelijk uitvoering heeft gegeven aan de hem in artikel 1:394 BW opgelegde onderhoudsplicht en wel met een maandelijkse bijdrage, zoals uiteindelijk ook in eerste instantie door het gerecht vastgesteld.