ECLI:NL:OGAACMB:2015:10

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 juni 2015
Publicatiedatum
23 juni 2015
Zaaknummer
GAZA nr. 208 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen ingangsdatum bevordering naar rang van hoofcommies 1ste klasse en weigering bevordering naar de rang van referendaris

In deze zaak heeft klager bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Gouverneur om hem met ingang van 1 juli 2010 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse, waarbij zijn bezoldiging is vastgesteld op schaal 11. Klager heeft zijn bezwaarschrift ingediend op 5 februari 2015, 40 dagen na de uiterlijke indieningsdatum, maar stelt dat hij de beschikking pas op 7 januari 2015 heeft ontvangen. Het gerecht heeft geoordeeld dat klager ontvankelijk is in zijn bezwaar, omdat hij binnen de termijn van dertig dagen na kennisname van de beschikking heeft gehandeld.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport als verweerder moet worden aangemerkt, en niet de Gouverneur. Klager heeft aangevoerd dat de ingangsdatum van zijn bevordering 1 januari 2004 zou moeten zijn en dat hij met ingang van 1 januari 2009 bevorderd moet worden naar de rang van referendaris, schaal 12. Hij beroept zich op het gelijkheidsbeginsel, omdat zijn voorganger in schaal 12 is ingeschaald.

Het gerecht heeft geconcludeerd dat de beslissing van verweerder om klager niet te bevorderen naar schaal 12 niet voldoende gemotiveerd is. De waardering van klagers functie op maximaal schaal 11 is niet onderbouwd, vooral gezien het feit dat zijn ondergeschikten in schaal 11 zijn ingeschaald. Het gerecht heeft het bezwaar van klager gegrond verklaard, de bestreden beschikking vernietigd en verweerder opgedragen binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 22 juni 2015
GAZA nr. 208 van 2015
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende in Aruba,
KLAGER,
procederende in persoon,
gericht tegen:
de minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J.O. Senchi (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 27 november 2014 heeft de Gouverneur klager met ingang van 1 juli 2010 bevorderd naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse met vaststelling van de bezoldiging op schaal 11 dienstjaar 5.
Tegen deze beschikking heeft klager bezwaar gemaakt, door indiening bij dit gerecht van een bezwaarschrift op 5 februari 2015.
Verweerder heeft op 26 maart 2015 een contramemorie ingediend
De zaak is behandeld ter zitting van 11 mei 2015, alwaar klager is verschenen en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, die indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
2.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift 40 dagen na de in artikel 41, eerste lid, van de La bepaalde uiterlijke indieningsdatum ingediend. Klager heeft echter aangevoerd de bestreden beschikking pas op 7 januari 2015 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, eerste lid van de La gestelde termijn. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaar.
2.3
Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking nu hij meent dat de ingangsdatum van de bevordering naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse 1 januari 2004 behoort te zijn en hij daarnaast met ingang van 1 januari 2009 moet worden bevorderd naar de rang van referendaris, schaal 12. Klager heeft een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, stellende dat zijn voorganger ook werd ingeschaald in schaal 12. Verder heeft klager er op gewezen dat de keurmeesters werkzaam bij de Veterinaire Dienst, welke functie ondergeschikt is aan die van klager evenzeer zijn ingeschaald in schaal 11. Dit is aldus klager niet verenigbaar met de hiërarchische verhouding tussen de functies.
2.4
Het gerecht stelt ambtshalve vast dat als verweerder in dezen niet de Gouverneur maar de minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport dient te worden aangemerkt. Daartoe wordt overwogen dat aan een landsbesluit tot bevordering, mede gelet op artikel II.7 van de Staatsregeling van Aruba, een daartoe strekkende voordracht van de betrokken minister ten grondslag dient te liggen. Een landsbesluit waaruit blijkt dat niet (geheel) aan een bevorderingsverzoek is voldaan, kan in beginsel worden aangemerkt als de schriftelijke neerslag van de weigering van de betrokken minister een voordracht te doen voor een landsbesluit dat (geheel) aan het verzoek tegemoet komt. Dit betekent dat, indien in rechte wordt opgekomen tegen een dergelijke, in een landsbesluit besloten liggende, weigering, de bestreden beschikking niet het landsbesluit is, maar de daaruit kenbare weigering van de minister tot het doen van een voordracht. [1] Als bestreden beschikking dient in casu dan ook te worden aangemerkt de uit het landsbesluit van 27 november 2014 blijkende weigering van de minister het verzoek van klager tot bevordering geheel in te willigen door het doen van een daartoe strekkende voordracht.
2.5
Het gerecht stelt voorop dat de bevoegdheid tot bevordering van ambtenaren discretionair van karakter is. Dit brengt met zich mee dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
2.6
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
2.7
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (de BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht. Voor een bevordering tot de rang van referendaris in schaal 12 geldt onder meer de voorwaarde dat de betrokken ambtenaar een functie dient te vervullen die de waardering op dat niveau rechtvaardigt.
In dit geval staat vast dat klager per 1 juni 2009 de functie van Hoofd Hygiënische Dienst bekleedt.
2.8
Verweerder heeft het verzoek van klager om bevorderd te worden naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse met ingang van 1 januari 2004 afgewezen, met als motivering dat bevorderingen conform vast beleid, welk beleid conform vaste jurisprudentie niet onredelijk wordt geacht, niet meer dan 3 jaar terug mogen werken gerekend vanaf de datum van de officiële registratie van het verzoek. Het verzoek van klager werd op 6 juni 2013 officieel geregistreerd.
In geschil is dus de vraag of de datum van indiening van de brief door klager op 27 juli 2012, of de datum van officiële registratie van het verzoek door verweerder op 6 juni 2013, als uitgangspunt heeft te gelden voor bepaling van de terugwerkende kracht van het verzoek.
2.9
Dat het verzoek door klager op 27 juli 2012 bij verweerder werd ingediend, wordt bevestigd door de door verweerder op het verzoek aangebrachte stempel van ontvangst. Het verzoek werd vervolgens pas op 6 juni 2013, en dus bijna een jaar later, door verweerder officieel geregistreerd. Voor de vertraagde registratie van het verzoek heeft verweerder geen verklaring gegeven. Gelet hierop kan het gerecht verweerder niet volgen in zijn standpunt dat de terugwerkende kracht van de bevordering van klager dient te worden berekend vanaf de datum van 6 juni 2013 en niet vanaf de datum van 27 juli 2012. Het gerecht is van oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat 6 juni 2013, en niet 27 juli 2012, als uitgangspunt heeft te gelden voor bepaling van de terugwerkende kracht van de bevordering van klager. De desbetreffende grond klagers bezwaar treft doel.
2.1
Ten aanzien van de bevordering naar de rang van referendaris op het niveau van schaal 12, overweegt het gerecht als volgt. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de door klager beklede functie maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 11 en dat de bevordering naar schaal 12 van de voorganger van klager op een fout berust.
2.11
Klagers stelling dat de aan hem onderschikte keurmeesters bij de Veterinaire Dienst zijn gewaardeerd op het niveau van (maximaal) schaal 11, heeft verweerder naar het oordeel van het gerecht onvoldoende gemotiveerd weersproken. De door verweerder bij de contramemorie gevoegde stukken met betrekking tot de ambtenaren F. Weller en M. Britten, lijken er immers op te duiden dat zij werkzaam waren in de functie van keurmeester bij de Veterinaire Dienst en als zodanig op 20 april 2004 zijn benoemd in de rang van hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11). In aanmerking genomen het gebruikelijke verschil in rang tussen leidinggevenden en ondergeschikten, is dit een omstandigheid die vraagtekens oproept met betrekking tot de juistheid van de waardering van de door klager beklede functie van Hoofd Hygiënische Dienst. Een en ander klemt te meer daar uit de adviezen van de Directie Volksgezondheid van 15 november 2013 en de Departamento Recurso Humano (DRH) van 17 januari 2014 niet blijkt dat daarbij acht is geslagen op het op 17 mei 2013 ingevulde functie inventarisatie formulier (fif) met betrekking tot de door klager vervulde functie. Van de juistheid van verweerders ter zitting geuite veronderstelling dat dit wel het geval zal zijn geweest, kan, zonder nader bewijs, niet worden uitgegaan.
2.12
Het voorgaande, in samenhang genomen met de omstandigheid dat de voorganger van klager wel werd bevorderd naar schaal 12, terwijl verweerder daar geen andere uitleg voor heeft kunnen geven dan dat dit op een fout berust, doet het gerecht concluderen dat onvoldoende is komen vast te staan dat de door klager bekleedde functie terecht is gewaardeerd op het niveau van maximaal schaal 11. De beslissing van verweerder om klager niet te bevorderen naar schaal 12 lijdt derhalve aan een motiveringsgebrek. Ook deze grond van klagers bezwaar treft doel.
2.13
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar gegrond is.
2.14
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar van klager gegrond;
vernietigt de bestreden beschikking van 27 november 2014,;
bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is bepaald.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 22 juni 2015 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).

Voetnoten

1.Vergelijk ook Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, 17 januari 2008, ECLI:NL:ORBANAA:2008:BJ8585.