Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van de middelen in beide zaken
4.Beslissing
13 juni 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in twee cassatiezaken (24/00997 en 24/00999) betreffende verzoeken tot instelling van beschermingsbewind en mentorschap. De verzoekers, R. en S., hebben cassatie ingesteld tegen beslissingen van het gerechtshof Den Haag, die de verzoeken tot bewind en mentorschap van hun moeder hebben afgewezen. De zaak is bijzonder omdat het hof de zitting hybride heeft gehouden, waarbij de moeder en andere belanghebbenden via videoverbinding deelnamen. De verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze digitale deelname, wat leidde tot een rechtsklacht over de toewijzing van het verzoek tot digitale deelname. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof zijn beslissing niet voldoende heeft gemotiveerd en dat de rechtsopvatting dat digitale deelname alleen mogelijk is met instemming van alle partijen onjuist is. De Hoge Raad heeft de bestreden beschikkingen vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van fysieke aanwezigheid in zaken die betrekking hebben op beschermingsmaatregelen, maar erkent ook de mogelijkheid van digitale deelname onder bepaalde voorwaarden.