ECLI:NL:GHDHA:2023:2552

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
200.314.794/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot instellen van beschermingsbewind over goederen van de rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot het instellen van een beschermingsbewind over de goederen van de rechthebbende. De verzoekers, de zonen van de rechthebbende, hebben in hoger beroep de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 20 mei 2022 aangevochten, waarin het verzoek tot onderbewindstelling was afgewezen. De verzoekers voerden aan dat de rechthebbende, die lijdt aan geestelijke problemen, niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Ze stelden dat er zorgen waren over de financiële situatie van de rechthebbende en de invloed van zijn zus daarop. De rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat, heeft echter betwist dat er een noodzaak voor bewind is en heeft verklaard zijn financiën zelf te kunnen beheren met ondersteuning van Stichting Pameijer en zijn zus.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 november 2023 is het hof tot de conclusie gekomen dat de rechthebbende al geruime tijd zonder financiële problemen woont en dat hij in staat is om zijn eigen belangen te behartigen. Het hof heeft de argumenten van de verzoekers niet overtuigend genoeg geacht om het bewind in te stellen. De rechtbank heeft op juiste gronden het verzoek afgewezen, en het hof heeft deze gronden overgenomen. De beslissing van de kantonrechter is bekrachtigd, en de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij ieder de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.314.794/01
zaaknummer rechtbank : GZ VERZ 22-2063 9762800
beschikking van de meervoudige kamer van 20 december 2023
inzake
[verzoeker 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
en
[verzoeker 2] ,
wonende te [woonplaats] (België),
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de verzoekers,
advocaat mr. V.K.S. Budhu Lall te Den Haag,
tegen
[de rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat mr. P.M. Boiten te Hendrik-Ido-Ambacht.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [de moeder 1] ,
hierna te noemen: [de moeder 1] of ‘de moeder’,
wonende te [woonplaats] ,
- [de zus] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [de zus] .
Als informant is aangemerkt:
- Stichting Pameijer,
kantoorhoudende te Rotterdam,
hierna te noemen: de beoogd bewindvoerder.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 20 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De verzoekers zijn op 19 augustus 2022 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De rechthebbende heeft op 17 oktober 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de verzoekers van 3 november 2022 met bijlagen, ingekomen op 4 november 2022;
- een journaalbericht van de zijde van de verzoekers van 20 oktober 2023 met bijlagen, ingekomen op 24 oktober 2023.
- een journaalbericht van de zijde van de verzoekers van 21 oktober 2023 met bijlagen, ingekomen op diezelfde dag.
Het hof laat de stukken ingediend door mr. Boiten namens de verzoekers op 27 oktober 2023 buiten beschouwing, nu deze stukken tardief zijn overgelegd, daartegen bezwaar is gemaakt door de rechthebbende en niet eenvoudig zijn te doorgronden.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 1 november 2023 plaatsgevonden, tezamen met de zaken bekend onder zaaknummers 200.310.624/01, 200.310.624/02, en 200.310.625/01.
Verschenen zijn:
- de verzoekers, bijgestaan door mr. V.K.S. Budhu Lall;
- de rechthebbende, bijgestaan door mr. P.M. Boiten (via een videoverbinding);
- [de moeder 1] (via een videoverbinding);
- [de zus] (via een videoverbinding);
- [vertegenwoordiger stichting] namens Stichting Pameijer.
De advocaat van de verzoekers en de advocaat van de rechthebbende hebben pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren te [geboorteplaats] , Suriname op [geboortedatum] 1971. Hij is de zoon van [de moeder 1] en de broer van de verzoekers.
3.2
De verzoekers zijn de zonen van [de moeder 1] . [de zus] (verder: [de zus] ) is de dochter van [de moeder 1] en de zus van de rechthebbende.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek strekkende tot het instellen van een beschermingsbewind over goederen van de rechthebbende afgewezen.
4.2
De verzoekers hebben verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, met wijziging van het oorspronkelijk verzoek, zichzelf te benoemen tot bewindvoerder van de rechthebbende, althans een andere, onafhankelijke en professionele bewindvoerder te benoemen.
4.3
De rechthebbende heeft verweer gevoerd en verzoekt het hof het verzoek af te wijzen. Voor zover het hof een bewind noodzakelijk acht, dient [de zus] dan wel Stichting Pameijer tot enig bewindvoerder te worden benoemd, dan wel dient een onafhankelijk en professioneel bewindvoerder benoemd te worden, met veroordeling van de verzoekers in de kosten van deze procedure.

5.De motivering van de beslissing

Standpunten van partijen
5.1
De verzoekers voeren - samengevat - het volgende aan. Zij maken zich zorgen over de financiële situatie van de rechthebbende en de invloed die [de zus] daarop uitoefent. De rechthebbende is vanwege zijn geestelijke toestand niet in staat ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen of zijn belangen te overzien. Kennelijk heeft de kantonrechter het verzoek aldus opgevat dat de verzoekers met het beschermingsbewind inzage willen krijgen in de financiën van hun broer meer in het bijzonder met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van hun vader. Het gaat de verzoekers echter niet om het verkrijgen van dergelijk inzicht maar zij achten het in het belang van de rechthebbende dat hem bescherming wordt geboden. De dagelijkse uitgaven zouden wellicht nog met behulp van een medewerker van Pameijer kunnen worden gedaan, dit geldt echter niet voor het beheer van het vermogen waartoe hij gerechtigd is, zoals zijn 1/3 aandeel in de woning aan [adres] . Bij de verkoop van deze woning zal een bedrag van minimaal € 100.000,- voor de rechthebbende als mede-eigenaar beschikbaar komen. Dit staat nog los van zijn aandeel uit de opbrengst van de woning in Suriname uit hoofde van de nalatenschap van vader waarbij hij samen met de moeder als enig erfgenaam is aangewezen. Deze onverdeelde nalatenschap van vader is nog altijd niet afgewikkeld. Verder handelt [de zus] niet transparant aangaande het vermogen van de rechthebbende en de moeder dat is ondergebracht in een stichting in Suriname. Het is van groot belang dat een bewindvoerder wordt aangesteld die zijn vermogensrechtelijke belangen, ook met betrekking tot het vermogen in Suriname, behoorlijk waarneemt. De verzoekers schatten de waarde van het vermogen op
€ 400.000,-, hetgeen betekent dat het om een substantieel bedrag gaat waar de rechthebbende uit hoofde van zijn bestuurslidmaatschap destijds dan wel uit hoofde van de nalatenschap van vader aanspraak op maakt. Daarom wensen zij door de aanvraag van het bewind de transparantie voor alle betrokkenen met betrekking tot de gang van zaken aangaande de financiën rond de rechthebbende te bevorderen en kunnen zij daarom ook instemmen met de benoeming van een onafhankelijke bewindvoerder. Zij hebben daartoe voorgesteld Pro Actief Bewindvoering te Rotterdam.
5.2
De rechthebbende stelt zich op het volgende standpunt. De stelling van verzoekers dat het hen niet (alleen) te doen is om inzage in zijn financiën, maar dat het hen zou hen gaan om bescherming van zijn vermogensrechtelijke belangen, staat haaks op de verklaringen van de verzoekers op de mondelinge behandeling bij de kantonrechter van 11 mei 2022. Op die mondelinge behandeling genoten zij geen juridische bijstand en hebben zij in alle eerlijkheid verklaard waar hun onvrede en ongenoegen uit voortkomen en wat de reden was voor het verzoek tot onderbewindstelling van de rechthebbende, zonder te beseffen dat zij daarmee een oneigenlijk verzoek hebben ingediend. Zij wilden inzage krijgen in de financiën van hun broer en meer in het bijzonder in de afwikkeling van de nalatenschap van de vader. Verzoekers hebben daags na de zitting, alsook in het beroepschrift gesteld dat dit niet de hoofdreden was omdat dit geen grond is voor de toekenning van het verzoek. De nieuwe redenen zijn slechts ingegeven door de advocaat van de verzoekers. De overige grieven worden door rechthebbende uitdrukkelijk betwist. De rechthebbende wil geen bewind en de noodzaak hiertoe is niet gebleken. Voor zover het hof een bewind noodzakelijk acht, dient [de zus] tot enig bewindvoerder worden benoemd dan wel Stichting Pameijer of een onafhankelijk en professioneel bewindvoerder. De rechthebbende heeft ter zitting in hoger beroep verklaard zelf zijn financiën te doen en daarbij te worden geholpen door Pameijer en [de zus] . [vertegenwoordiger stichting] van Stichting Pameijer heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de rechthebbende zelfstandig zijn financiën doet. Hij woont sinds 2016 bij Pameijer en betaalt een eigen bijdrage, De stichting regelt sindsdien zijn huur en begeleiding. De rechthebbende heeft zelf een bankpas.
Oordeel van het hof
5.3
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Het bewind kan op grond van het derde lid van voornoemd artikel eveneens worden ingesteld indien te verwachten is dat rechthebbende binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.
5.4
Het hof is gelet op de stukken en het besprokene ter zitting van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden het verzoek strekkende tot het instellen van een beschermingsbewind heeft afgewezen. Het hof neemt deze gronden over en maakt deze - na eigen afweging - tot de zijne. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die tot een andere beslissing leiden. Het hof neemt daarbij in overweging dat de rechthebbende al vele jaren zonder (financiële) problemen begeleid woont. Hij wordt ondersteund door Stichting Pameijer en zijn zus. Ook uit de verklaringen van de rechthebbende en de vertegenwoordiger van de Stichting leidt het hof af dat de rechthebbende in staat is om zijn financiën zelf behoorlijk waar te nemen. Hetgeen de verzoekers naar voren hebben gebracht, acht het hof onvoldoende om het bewind over de goederen van de rechthebbende uit te spreken.
5.5
Uit het bovenstaande volgt dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.
5.6
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, gelet op de aard van de procedure.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
bekrachtigt de bestreden beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 20 mei 2022;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat ieder de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van de Poll, H.J.M. Smid-Verhage en A.S. Mertens-de Jong, bijgestaan door F.L. Lekahena als griffier en is op 20 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.