Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste tot en met het vierde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel
4.Beslissing
10 juni 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 oktober 2023. De verdachte, geboren in 1959, werd beschuldigd van faillissementsfraude. De zaak betreft het niet voldoen aan administratieplichten als bestuurder van een rechtspersoon, met als doel de rechten van schuldeisers te benadelen door enig goed aan de boedel te onttrekken. De advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo hebben namens de verdachte cassatiemiddelen voorgesteld. De advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. Echter, het cassatiemiddel dat betrekking had op de redelijke termijn in de cassatiefase werd gegrond bevonden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 22 maanden naar 21 maanden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.