ECLI:NL:HR:2025:763

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
24/01401
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van een duurovereenkomst in het pakketvervoer en de redelijkheid en billijkheid van de opzegtermijn

In deze zaak gaat het om de opzegging van een duurovereenkomst tussen DPD (NEDERLAND) B.V. en de transportbedrijven Get Moving B.V. en Bosch Transport B.V. DPD heeft op 28 november 2018 telefonisch aan Get Moving c.s. meegedeeld dat de overeenkomsten worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. Get Moving c.s. hebben hiertegen geprotesteerd en vorderen schadevergoeding voor onder andere loonkosten en ontslagvergoedingen. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen, maar het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak verwezen naar de schadestaatprocedure. Het hof oordeelde dat de opzegtermijn van één maand niet meer aansluit bij de intensieve samenwerking tussen partijen en dat DPD onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van Get Moving c.s. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de contractuele opzegtermijn niet zomaar kan worden vervangen door een langere termijn op basis van de redelijkheid en billijkheid zonder dat er een aanbod tot schadevergoeding wordt gedaan. De zaak benadrukt de noodzaak om bij duurovereenkomsten rekening te houden met veranderde omstandigheden en de belangen van beide partijen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/01401
Datum16 mei 2025
ARREST
In de zaak van
DPD (NEDERLAND) B.V.,
gevestigd te Oirschot,
EISERES tot cassatie,
hierna: DPD,
advocaten: P.A. Fruytier en J.P. Jas,
tegen
1. GET MOVING B.V.,
gevestigd te Twello,
2. BOSCH TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Elspeet,
VERWEERSTERS in cassatie,
hierna afzonderlijk: Get Moving en Bosch en gezamenlijk: Get Moving c.s.,
advocaat: L.V. van Gardingen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/01/361604 / HA ZA 20-524 van de rechtbank Oost-Brabant van 21 oktober 2020 en 2 februari 2022;
b. het arrest in de zaak 200.309.005/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 januari 2024.
DPD heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Get Moving c.s. hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor Get Moving c.s. mede door Joy Hordijk en David Hakhoff.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van DPD hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
Deze zaak gaat om de opzegging van een duurovereenkomst.
2.2
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Get Moving en Bosch exploiteren ieder een transportbedrijf gericht op pakketbezorging aan huis. DPD voert een expeditiebedrijf.
(ii) Get Moving is in 2008 in opdracht van DPD pakketten gaan vervoeren. Bosch is vanaf 2011 pakketten voor DPD gaan vervoeren. In dat kader zijn tussen DPD en Get Moving c.s. diverse raamovereenkomsten gesloten.
(iii) De laatste overeenkomst tussen DPD en Bosch is op 19 december 2012 ondertekend en in werking getreden. De laatste overeenkomst tussen DPD en Get Moving is op 1 januari 2013 ondertekend en in werking getreden. Beide overeenkomsten “tot vervoer van pakketten” hebben dezelfde inhoud.
(iv) In de overeenkomsten is onder meer het volgende bepaald:

Artikel 27 Inwerkingtreding en duur van de Overeenkomst
(...)
27.2.
De Overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van één jaar en wordt daaropvolgend telkens stilzwijgend verlengd voor de duur van telkens één jaar.
27.3.
Zowel de Expediteur als de Ondernemer kan de Overeenkomst opzeggen. Opzegging dient schriftelijk te geschieden tegen het einde van de maand en met een opzegtermijn van één maand.”
(v) Op 28 november 2018 heeft DPD telefonisch aan Get Moving c.s. meegedeeld dat de overeenkomsten worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. Bij e-mailberichten en brieven van eind november 2018 heeft DPD de opzegging tegen 1 januari 2019 bevestigd.
(vi) Ondanks e-mailcorrespondentie waarin Get Moving c.s. aan DPD hebben verzocht het besluit tot opzegging te herzien, heeft DPD volhard bij dit besluit. Op 31 december 2018 heeft DPD aan Get Moving c.s. de laatste opdrachten verstrekt.
2.3
Get Moving c.s. vorderen in deze procedure – samengevat – schadevergoeding voor onder meer loonkosten en ontslagvergoedingen.
2.4
De rechtbank [1] heeft de vorderingen afgewezen. Het hof [2] heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak verwezen naar de schadestaatprocedure. Daaraan heeft het hof het volgende ten grondslag gelegd.
Vast staat dat tussen partijen meerdere jaren een contractuele relatie heeft bestaan op grond waarvan Get Moving c.s. in opdracht van DPD pakketten rondbrachten. Niet in geschil is dat de overeenkomsten telkens zijn voortgezet en dat de contractuele relatie tussen partijen per 1 januari 2019 is geëindigd door opzegging door DPD. Onder die omstandigheden ligt het in de rede de contractuele relatie tussen partijen aan te merken als duurovereenkomsten. Partijen hebben dat, gezien de wijze waarop zij uitvoering gaven aan de overeenkomsten, kennelijk ook zo bedoeld. (rov. 3.18)
In zijn arrest van 2 februari 2018 (ECLI:NL:HR:2018:141 (Goglio/SMQ Group)) heeft de Hoge Raad de regels inzake de al dan niet opzegbaarheid van duurovereenkomsten uiteengezet. Als een duurovereenkomst voorziet in een regeling van de opzegging, kunnen, indien de wet en hetgeen tussen partijen is overeengekomen daarvoor ruimte laten, de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval op grond van art. 6:248 lid 1 BW meebrengen dat aan de opzegging nadere eisen gesteld worden. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat de opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat, een bepaalde opzegtermijn in acht wordt genomen of de opzegging gepaard gaat met een aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding. Een beroep op een uit een overeenkomst voortvloeiende bevoegdheid om de overeenkomst op te zeggen kan op grond van art. 6:248 lid 2 BW onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. (rov. 3.20)
Voor de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid op de voet van art. 6:248 lid 1 BW is plaats indien een overeenkomst ter zake van een bepaald onderwerp, zoals in dit geval: de contractuele opzeggingsregeling, een leemte bevat. Of de overeenkomst een leemte bevat, moet worden bepaald door uitleg van de overeenkomst. (rov. 3.22)
Uit de in de overeenkomsten opgenomen opzeggingsregeling volgt niet onder welke omstandigheden de overeenkomsten opgezegd mogen worden. Aan de opzegging zijn geen eisen gesteld, anders dan dat opzegging schriftelijk moet geschieden en met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. (rov. 3.23)
Gelet op de substantiële uitbreiding van de samenwerking sinds het begin ervan in 2008 respectievelijk 2011, had het op de weg van partijen gelegen om de overeenkomsten tegen het licht te houden en zo nodig aan te passen aan de veranderde omstandigheden. Aanpassing van de opzegregeling had in de rede gelegen en in zoverre is dus sprake van een leemte in de overeenkomsten. Niet gebleken is dat partijen de veranderde omstandigheden bewust niet hebben meegenomen. Het komt het hof voor dat partijen eenvoudigweg niet onder ogen hebben gezien dat de opzegregeling aanpassing behoefde vanwege de veranderde omstandigheden. Niet alleen Get Moving c.s. stellen zich op het standpunt dat opzegging met inachtneming van een termijn van één maand hun schade heeft berokkend. Ook DPD heeft verklaard dat de opzegging op korte termijn bij haar voor problemen zorgde, omdat zij gebruik heeft moeten maken van dure koeriersdiensten. Dat onderstreept het belang van een aan de sterk veranderde omstandigheden aangepaste uitleg van de overeenkomsten op het punt van de opzegregeling. De grondslag daarvoor is de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid. (rov. 3.25)
Tegen de achtergrond van de langdurige, sterk geïntensiveerde samenwerking tussen partijen, de wijze waarop partijen aan de samenwerking uitvoering gaven, de daardoor bij Get Moving c.s. ontstane redelijke verwachtingen en de afhankelijkheid van Get Moving c.s. van de met de opdrachten van DPD te realiseren omzet, is DPD door een opzegtermijn van één maand in acht te nemen onvoldoende tegemoetgekomen aan het gerechtvaardigde belang van Get Moving c.s. bij een opzegging tegen een langere termijn. (rov. 3.34)
Het belang van Get Moving c.s. bij opzegging tegen een langere termijn ligt daarin dat zij hun bedrijfsvoering, mede gelet op de afhankelijkheid van DPD, op een termijn van één maand niet of nauwelijks konden afstemmen op het op zo korte termijn niet voorziene wegvallen van DPD als opdrachtgever. (rov. 3.35)
DPD heeft te kennen gegeven dat haar belang om met inachtneming van een opzegtermijn van één maand de samenwerking te beëindigen was gelegen in het argument dat de kwaliteit van de uitvoering van de opdrachten door Get Moving c.s. na opzegging ‘niet zou verbeteren’. Een langere opzegtermijn zou dan ook nadelig voor DPD zijn geweest. (rov. 3.36)
Wat hiervan zij, dit belang van DPD weegt minder zwaar dan het aan de continuïteit van hun ondernemingen rakende belang van Get Moving c.s. bij een opzegging op een wat langere termijn dan één maand. (rov. 3.37)
Gelet op al het voorgaande is een opzegtermijn van drie maanden redelijk jegens Get Moving en een opzegtermijn van twee maanden jegens Bosch Transport. (rov. 3.38)
Het voorgaande betekent dat DPD toerekenbaar is tekortgeschoten jegens Get Moving c.s. door op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. Get Moving c.s. kunnen aanspraak maken op vergoeding van de hieruit voor hen voortvloeiende schade (art. 6:74 BW). (rov. 3.39)
De gehanteerde opzegtermijn van één maand afgezet tegen het probleem voor Get Moving c.s. om op zo korte termijn hun bedrijfsvoering af te stemmen op het onvoorziene wegvallen van DPD als opdrachtgever, betekent dat de mogelijkheid dat Get Moving c.s. schade hebben geleden, aannemelijk is. (rov. 3.40)
Uitgangspunt van het schadevergoedingsrecht is dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. (rov. 3.41)
Get Moving c.s. hebben hun vordering echter niet gebaseerd op de vereiste vermogensvergelijking, maar op een opsomming van kosten die volgens Get Moving c.s. voortvloeien uit de opzegging op een termijn van één maand. Daarmee beschikt het hof niet over voldoende gegevens om de schade te begroten die Get Moving c.s. hebben geleden als gevolg van de tekortkoming. Het hof zal partijen voor het begroten van de schade dan ook naar de schadestaatprocedure verwijzen. (rov. 3.42)

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel klaagt in de kern dat het hof ten onrechte op grond van verandering van omstandigheden een leemte in de overeenkomst heeft aangenomen en deze met toepassing van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid heeft ingevuld, terwijl de overeenkomst een regeling bevat van de opzegging en van de daarvoor geldende termijn. Het hof had de regeling van de opzegging moeten toetsen aan de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid en daarbij het onaanvaardbaarheidscriterium moeten hanteren. In ieder geval is het oordeel van het hof onbegrijpelijk, aldus het middel.
3.2
Bij de beoordeling van deze klachten dient tot uitgangspunt dat een duurovereenkomst die voorziet in een regeling van de opzegging in beginsel op grond van die regeling opzegbaar is. Indien de wet en hetgeen tussen partijen is overeengekomen daarvoor ruimte laten, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval op grond van art. 6:248 lid 1 BW evenwel meebrengen dat aan de opzegging nadere eisen gesteld worden. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat. Ook kunnen zij meebrengen dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen, of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding. Verder kan een beroep op een uit de wet of een overeenkomst voortvloeiende bevoegdheid de duurovereenkomst op te zeggen, op grond van art. 6:248 lid 2 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. [3]
3.3
Het hof heeft geoordeeld dat de overeengekomen opzegtermijn van één maand niet meer aansloot bij de in de loop der jaren steeds intensiever geworden samenwerking tussen partijen en in de door het hof genoemde omstandigheden onvoldoende recht deed aan de belangen van Get Moving c.s. Het heeft overwogen dat de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat DPD aan die belangen recht had moeten doen door Get Moving en Bosch een langere opzegtermijn van drie respectievelijk twee maanden te gunnen. Dat DPD de overeenkomsten heeft opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van één maand heeft het hof aangemerkt als een toerekenbare tekortkoming die Get Moving c.s. aanspraak geeft op vergoeding van de hieruit voor hen voortvloeiende schade.
3.4
Door aldus te oordelen, zonder te onderzoeken of het beroep van DPD op de contractuele opzegtermijn van één maand naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, is het hof uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. Het oordeel van het hof komt immers erop neer dat de contractuele opzegtermijn van één maand buiten toepassing blijft en op grond van gedurende de uitvoering van de overeenkomst gewijzigde omstandigheden wordt vervangen door een termijn van drie (DPD) of twee (Bosch) maanden. In het wettelijk stelsel van art. 6:248 BW en art. 6:258 BW kan een contractuele bepaling niet op grond van alleen de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid op deze manier worden ‘uitgeschakeld’. Daaraan doet niet af dat de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid kan meebrengen dat degene die gebruik wil maken van een contractuele opzegmogelijkheid onder omstandigheden gehouden kan zijn de wederpartij aan te bieden een (schade)vergoeding te betalen, en dat bij het bepalen van de omvang van deze (schade)vergoeding van belang kan zijn of de opzeggende partij aan de wederpartij een langere dan de contractuele opzegtermijn gunt of – bij beoordeling achteraf – heeft gegund. Op een dergelijke toepassing van de aanvullende werking berust het oordeel van het hof niet. Het verschil is erin gelegen dat als bij de bedoelde toepassing van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid op de contractueel bepaalde termijn wordt opgezegd zonder het aanbieden van een vergoeding, de hoogte van de dan alsnog te bepalen (schade)vergoeding afhangt van wat in de omstandigheden van het geval uit redelijkheid en billijkheid voortvloeit, [4] en niet van de hypothetische gevalsvergelijking die het hof op grond van wanprestatie tot uitgangspunt heeft genomen. De hiervoor in 3.1 weergegeven klacht is derhalve gegrond.
3.5
De overige klachten van het middel kunnen onbehandeld blijven.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 16 januari 2024;
- verwijst het geding naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing;
- veroordeelt Get Moving c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van DPD begroot op € 991,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Get Moving c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
16 mei 2025.

Voetnoten

1.Rechtbank Oost-Brabant 2 februari 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:307.
2.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 16 januari 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:73.
3.HR 29 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1709 (Leen Bakker) onder verwijzing naar HR 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:141 (Goglio/SMQ Group), rov. 3.6.2-3.6.5.
4.HR 29 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1709 (Leen Bakker), rov. 3.3, 3.4 en 4.2.