ECLI:NL:RBOBR:2022:307

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
01/361604 / HA ZA 20-524
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van duurovereenkomst en de gevolgen daarvan in het civiele recht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om de opzegging van een duurovereenkomst tussen de besloten vennootschappen Get Moving B.V. en [eiseres 2] B.V. aan de ene kant, en DPD (NEDERLAND) B.V. aan de andere kant. De rechtbank heeft op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil dat voortkwam uit de opzegging van de raamovereenkomsten door DPD, die per 1 januari 2019 in werking trad. Get Moving c.s. vorderde schadevergoeding op grond van de stelling dat DPD de overeenkomst in strijd met de redelijkheid en billijkheid had opgezegd, zonder een langere opzegtermijn in acht te nemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de raamovereenkomsten kwalificeren als duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd en dat DPD deze overeenkomst opzegde met inachtneming van de contractueel overeengekomen opzegtermijn van één maand. De rechtbank oordeelde dat de opzegging niet onaanvaardbaar was, omdat Get Moving c.s. zelf ook gebruik had gemaakt van haar recht om touren op te zeggen en dat de opzegging binnen de normale bedrijfsrisico's viel. De rechtbank heeft de vorderingen van Get Moving c.s. afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om bij het aangaan van duurovereenkomsten duidelijke afspraken te maken over opzegging en de gevolgen daarvan, en dat de redelijkheid en billijkheid een belangrijke rol spelen bij de beoordeling van de rechtmatigheid van een opzegging. De rechtbank heeft de vorderingen van Get Moving c.s. afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 10.559,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
zaaknummer / rolnummer: C/01/361604 / HA ZA 20-524
Vonnis van 2 februari 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GET MOVING B.V.,
gevestigd te Twello,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 2] B.V.,
gevestigd te Elspeet,
eiseressen,
advocaat mr. C.C. Hofman te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DPD (NEDERLAND) B.V.,
gevestigd te Oirschot,
gedaagde,
advocaat mr. M. Kalkwiek te Utrecht.
Eisende partijen zullen hierna ieder afzonderlijk ‘Get Moving’ en ‘ [eiseres 2] ’ en tezamen ‘Get Moving c.s.’ genoemd worden. Gedaagde partij zal ‘DPD’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 oktober 2020;
  • de akte van Get Moving c.s. met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 20 december 2021.
  • de spreekaantekeningen van Get Moving c.s. en DPD.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Get Moving en [eiseres 2] exploiteren ieder een transportbedrijf dat is gericht op pakketbezorging aan huis.
2.2.
DPD voert een expeditiebedrijf.
2.3.
Get Moving is in 2008 in opdracht van DPD pakketten gaan vervoeren. [eiseres 2] is vanaf 2011 pakketten voor DPD gaan vervoeren.
2.4.
De meest recent tussen [eiseres 2] en DPD gesloten raamovereenkomst (genaamd: Overeenkomst tot vervoer van pakketten) is op 19 december 2012 door beide partijen ondertekend. De meest recent tussen Get Moving en DPD gesloten raamovereenkomst is op 1 januari 2013 ondertekend. In beide overeenkomsten staat het gelijkluidende artikel 27, voor zover hier van belang inhoudende:

Artikel 27 Inwerkingtreding en duur van de Overeenkomst
27.1.
Deze Overeenkomst treedt in werking op de datum van haar ondertekening door beide Partijen en vervangt vanaf dat tijdstip alle vroegere overeenkomsten en afspraken tussen Partijen.
27.2.
De Overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van één jaar en wordt daaropvolgend telkens stilzwijgend verlengd voor de duur van telkens één jaar.
27.3.
Zowel de Expediteur als de Ondernemer kan de Overeenkomst opzeggen. Opzegging dient schriftelijk te geschieden tegen het einde van de maand en met een opzegtermijn van één maand.’
2.5.
Door de jaren heen is het pakketvolume toegenomen en is Get Moving c.s. steeds meer routes voor DPD gaan rijden. In de piek van de samenwerking (medio 2016) reed Get Moving c.s. 44 touren. Eind 2018 reed zij 30 touren. Naast diensten voor DPD verricht Get Moving c.s. ook transportdiensten voor GLS en PostNL.
2.6.
Aanvankelijk bestond het tarief dat DPD aan Get Moving c.s. betaalde voor de pakketdiensten uit een vaste dagprijs per ingezette bestelbus. Hierover werd regelmatig tussen partijen onderhandeld. Op initiatief van DPD werd met ingang van december 2016 een stoptarief gehanteerd. Ook hierover onderhandelden partijen, veelal op verzoek van Get Moving c.s. Dit leidde er regelmatig toe dat DPD de tarieven verhoogde en nabetalingen deed aan Get Moving c.s.
2.7.
Op 1 juli 2016 heeft Get Moving c.s. vier touren opgezegd van DPD. Met ingang van 1 mei 2017 heeft zij wederom vier touren afgestoten. Op 1 augustus 2017 heeft Get Moving c.s. nogmaals vier touren opgezegd.
2.8.
Op 27 november 2018 heeft een gesprek tussen Get Moving c.s. en DPD plaatsgevonden o.a. over de eindafrekening 2018 en de tarieven 2019.
2.9.
Op 28 november 2018 heeft DPD telefonisch aan Get Moving c.s. medegedeeld dat de samenwerking werd opgezegd. Bij e-mailbericht van diezelfde datum heeft DPD de opzegging met inachtneming van een opzegtermijn van één maand bevestigd tegen 1 januari 2019.
2.10.
Get Moving c.s. heeft op 29 november 2018 een e-mailbericht naar DPD verzonden, onder andere inhoudende:

Wij zijn geschrokken en onaangenaam verrast door het telefoongesprek van gisteren met de daarbij behorende mededeling, opzegging overeenkomst doordat het vertrouwen in ons er niet meer is.
Wij zijn gisteravond meteen bij elkaar gaan zitten en hebben de heel situatie nogmaals doorgenomen en willen jullie meenemen in onze zienswijze.
Wellicht zijn de uitspraken die gedaan zijn in een verkeerde context geplaatst, ik wil daarom toch nog graag even wat punten belichten als reactie op deze mail en ons gesprek.
Wij hebben aangegeven nog een laatste mail te sturen, die laatste mail was bedoeld om deze langlopende discussie omtrent ons tarief te beëindigen. Deze opmerking heb ik geplaatst omdat [A] ook aangaf dat de communicatie (mails) omtrent deze discussie tot irritaties begon te leiden.
Wij willen graag het vertrouwen voor wat betreft de tarieven discussie terugwinnen van DPD, aan de kwaliteit ligt het in ieder geval niet.
Volgens ons zijn er 3 mogelijkheden
Wij blijven de huidige touren rijden tegen de huidige tarieven, en wij beëindigingen per direct de discussie omtrent het tarief,
Wij stoten in overleg met DPD nog een paar touren af(*) met behoud van het huidige tarief, zoals ook eerder overeengekomen. (zonder discussie omtrent tarief vanuit onze kant)
Wij beëindigen de samenwerking in overleg, en zullen dat stapsgewijs afbouwen.
Wij hebben ook goed geluisterd naar jullie en nemen dat ook ter harte, zeker het verhaal van [B] , waarbij er aangegeven is dat de projecten in 2-19 de depot tijd aanzienlijk gaan verlagen en daarmee de productiviteit van onze chauffeurs gaan verhogen, alsmede dat de pakketdichtheid gaat zorgen voor meer omzet in dezelfde aflevertijd.
Wij willen onze excuus aanbieden, als wij bepaalde zaken verkeerd verwoord hebben, dat is geenszins de bedoeling, maar wij “strijden” in het belang van ons bedrijf en haar medewerkers, waarbij.
Gezien de informatie die hebben ontvangen van [B] willen wij gaan voor optie 1, zo komen wij in ieder geval ook de drukke december maand samen goed door. Daarna willen wij graag het 1e kwartaal van 2019 goed analyseren(*), om dan vervolgens in overleg met DPD waar / of indien nodig touren af te stoten.
Het opzeggen van de overeenkomst brengt ons in grote moeilijkheden, ik hoop dat wij gezien de jarenlange goede samenwerking, deze discussie omtrent de tarieven kunnen parkeren en achter ons laten, om zo samen weer te gaan werken aan herstel van het onderlinge vertrouwen, en een goede samenwerking.’
2.11.
DPD heeft daar per e-mailbericht van 30 november 2018 als volgt op gereageerd:

Dank voor deze uitgebreide reactie op ons telefoongesprek en de onderstaande mail.
Zoals reeds telefonisch gemeld is onze reden tot opzegging een optelsom van de reeks van gebeurtenissen van het afgelopen jaar. Onze samenwerking met het management van jouw bedrijf verloopt naar ons idee stroef. Ondanks de goede afspraken over samenwerking en tariefstellingen begin 2018. Je geeft in onderstaande mail aan te ‘strijden’ voor jouw bedrijf. Dit ervaren wij ook als dusdanig, terwijl wij op zoek zijn naar een partnership met wederzijds vertrouwen. Dat is wat ons betreft de basis willen we voor de toekomst stappen maken in de dienstverlening en samenwerking.
Je gaf in het gesprek van afgelopen dinsdag aan dat je geen vertrouwen hebt in de voordelen voor jouw bedrijf in nieuwe werkwijzen, zoals pre-scan dat in Q1 gaat starten. Je neemt ook geen deel aan onze initiatieven om jouw chauffeurs meer te betrekken bij de ontwikkelingen bij DPD en doen dit af als ‘poppenkast’.
Wij ervaren dit alles niet meer als een betrouwbare en stabiele werkrelatie. Wij blijven daarom bij ons besluit tot opzegging.

3.Het geschil

3.1.
Get Moving vordert samengevat - veroordeling van DPD tot betaling van:
I. € 111.155,44 ter zake loonkosten;
II. € 67.237,06 ter zake ontslagvergoedingen;
III. € 57.535,50 ter zake de opzegging huurovereenkomsten van de bestelbussen;
IV. € 39.600,00 ter zake van wervingskosten van chauffers;
V. € 4.839,75 ter zake mobiele telefoonkosten;
VI. € 14.265,00 ter zake van loonkosten van [C] ;
VII. € 3.050,86 aan buitengerechtelijke incassokosten;
[eiseres 2] vordert – samengevat – veroordeling van DPD tot betaling van:
VIII. € 72.379,59 ter zake loonkosten;
IX. € 29.261,09 ter zake ontslagvergoedingen;
X. € 33.759,00 ter zake de opzegging huurovereenkomsten van de bestelbussen;
XI. € 4.839,75 ter zake mobiele telefoonkosten;
XII. € 4.635,00 ter zake van loonkosten van [C] ;
XIII. € 2.223,74 aan buitengerechtelijke incassokosten;
Get Moving c.s. vordert – samengevat – veroordeling van DPD tot betaling van:
IVX. de proceskosten en nakosten;
VX. alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
Get Moving c.s. legt daar, zakelijk weergegeven, primair aan ten grondslag dat aan de opzegging van de raamovereenkomsten nadere eisen verbonden hadden moeten worden op de voet van artikel 6:248 lid 1 BW door het verstrekken van een langere opzegtermijn. Nu DPD dat heeft nagelaten rust op haar de verplichting tot het voldoen van een schadevergoeding aan Get Moving c.s.
Subsidiair stelt Get Moving c.s. dat de opzegging ex artikel 6:248 lid 2 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is geweest, hetgeen DPD tevens verplicht tot betaling van de schade die door de opzegging is ontstaan.
3.2.
DPD voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de orde is de vraag of DPD de raamovereenkomsten gesloten met Get Moving en [eiseres 2] ongeclausuleerd mocht opzeggen met toepassing van de contractueel overeengekomen opzegtermijn van één maand.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de raamovereenkomsten kwalificeren als duurovereenkomsten gesloten voor onbepaalde tijd en dat die overeenkomsten door opzegging aan de zijde van DPD per 1 januari 2019 zijn geëindigd. Get Moving c.s. maakt in verband met deze opzegging dan ook aanspraak op betaling van schadevergoeding.
4.3.
De Hoge Raad heeft in het arrest van 2 februari 2018 (ECLI:NL:HR:2018:141 (Goglio/SMQ) een overzicht van de actuele stand van zaken betreffende opzegging van duurovereenkomsten voor onbepaalde duur gegeven:
“3.6.2. Of en, zo ja, onder welke voorwaarden een duurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan, opzegbaar is, wordt bepaald door de inhoud daarvan en door de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen.
Indien wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. Op grond van art. 6:248 lid 1 BW kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat. Die eisen kunnen voorts in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding. (Vgl. onder meer HR 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9854, NJ 2012/685, rov. 3.6, HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4163, NJ 2013/341, rov. 3.5.1 en HR 10 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1134, NJ 2016/450, rov. 4.4.2).
3.6.3.
Ook als de wet of een duurovereenkomst wel voorziet in een regeling van de opzegging, kunnen, indien de wet en hetgeen tussen partijen is overeengekomen daarvoor ruimte laten, de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval op grond van art. 6:248 lid 1 BW meebrengen dat aan de opzegging nadere eisen gesteld worden.
3.6.4.
Een beroep op een uit de wet of een overeenkomst voortvloeiende bevoegdheid om de overeenkomst op te zeggen kan op grond van art. 6:248 lid 2 BW onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn (vgl. HR 10 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1134, NJ 2016/450, rov. 4.4.2.).
3.6.5.
Opmerking verdient dat het hiervoor in 3.6.2 overwogene niet wegneemt dat het mogelijk is dat een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst naar de bedoeling van partijen niet-opzegbaar is. De wederpartij van degene die zich op de niet-opzegbaarheid beroept, kan daartegen, overeenkomstig het hiervoor in 3.6.4 overwogene, onder
omstandigheden een beroep doen op, kort gezegd, de art. 6:248 lid 2 BW en 6:258 BW. (Vgl. HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:660, NJ 2016/236, rov. 4.4)”.
4.4.
Met name r.o. 3.6.3. en 3.6.4. van het arrest van de HR van 2 februari 2018 zijn van belang. De rechtbank begrijpt dat Get Moving c.s. een beroep doet op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid in de zin van artikel 6:248 lid 2 BW (in plaats van het door haar aangehaalde artikel 6:248 lid 1 BW), waar zij stelt dat DPD geen beroep toekomt op de in de in de raamovereenkomsten opgenomen opzeggingsbepaling van één maand zonder dat daarbij een langere opzegtermijn wordt gehanteerd of financiële vergoeding wordt betaald. Consequentie hiervan is dat het beroep van Get Moving c.s. op de redelijkheid en billijkheid alleen kan slagen als de wijze waarop DPD gebruik heeft gemaakt van de opzeggingsbepaling in de raamovereenkomsten, gelet op de omstandigheden van het geval, onaanvaardbaar is.
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat zowel Get Moving c.s. als DPD ondernemingen drijven en dat de tussen hen geldende overeenkomsten uitdrukkelijk voorzagen in de mogelijkheid tot opzegging ervan tegen het einde van de maand met een opzegtermijn van één maand. Hieruit volgt dat DPD de raamovereenkomsten zou kunnen opzeggen. Dit behoorde dan ook tot de normale bedrijfsrisico’s waarmee Get Moving c.s. rekening had te houden. Dat de samenwerking nadat de raamovereenkomsten zijn gesloten, is geïntensiveerd doet daar niets aan af. Het stond Get Moving c.s. immers vrij daarover, net zoals zij ten aanzien van de tarieven telkenmale heeft gedaan, nadere afspraken te maken met DPD. Dit heeft zij echter nagelaten. De rechtbank merkt hierbij overigens op dat het Get Moving c.s. geweest die in 2016 en 2017 gebruik heeft gemaakt van haar mogelijkheid om touren van DPD op te zeggen.
4.6.
Get Moving c.s. heeft een beroep gedaan op haar afhankelijkheid van DPD. Dat Get Moving c.s. afhankelijk was van de omzet die zij behaalde uit de samenwerking met DPD, wil de rechtbank wel aannemen, maar los van de vraag in welke mate daar sprake van was, is niet gebleken dat enige afhankelijkheid is ontstaan door toedoen van DPD. Tussen partijen is immers geen exclusiviteit overeengekomen. Get Moving c.s. verrichtte ook werkzaamheden voor GLS en PostNL. Get Moving c.s heeft er zelf voor gekozen veel pakketten voor DPD te bezorgen. Daarbij komt dat door DPD nimmer een omzetgarantie is afgegeven aan Get Moving c.s. Voorzover Get Moving c.s. afhankelijk was van DPD behoort dat dan ook tot de normale bedrijfsrisico’s van Get Moving c.s. De rechtbank gaat daarom aan het beroep op afhankelijkheid van DPD voorbij.
4.7.
Voorts heeft Get Moving c.s. aangevoerd dat zij niet hoefde te verwachten dat DPD de overeenkomsten zou opzeggen. Weliswaar heeft Get Moving c.s. gesteld dat de enige reden van de opzegging door DPD de terugkerende onenigheid en de – soms stevige – onderhandelingen over de tarieven is, maar DPD heeft zulks gemotiveerd betwist onder andere door te verwijzen naar de inhoud van het door haar verstuurde e-mailbericht van 30 november 2018. In het licht daarvan had het op de weg van Get Moving c.s. gelegen nader te onderbouwen waarom voor haar de opzegging niet voorzienbaar was en door welke feiten en omstandigheden DPD bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen zou hebben gewekt dat de samenwerking zou worden voorgezet. Dat partijen al geruime tijd met elkaar samenwerkten en onderling nog altijd tot overeenstemming waren gekomen over de hoogte van de tarieven is daartoe onvoldoende. De rechtbank is van oordeel dat Get Moving c.s. nagelaten heeft haar stelling gemotiveerd te onderbouwen. Niet aangenomen kan dan ook worden dat de wijze waarop DPD gebruik heeft gemaakt van de opzeggingsbepaling in de raamovereenkomst, gelet op de omstandigheden van het geval, onaanvaardbaar is. Aan de beoordeling of de opzegging in strijd is met artikel 6:248 lid 1 BW komt de rechtbank dan niet toe.
4.8.
Vervolgens stelt Get Moving c.s. zich op het standpunt, voor het geval de opzegtermijn van één maand niet verlengd had behoeven te worden door DPD, dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid nog altijd onaanvaardbaar is.
Zo is de opzegging door DPD eind november 2018 gedaan waardoor het voor Get Moving c.s. in de drukke feestmaand december niet mogelijk zou zijn geweest vervangende opdrachten te vinden. Dat DPD daardoor Get Moving c.s. in een nog lastiger parket heeft gebracht, is echter gelet op de betwisting van DPD, onvoldoende nader onderbouwd te meer omdat Get Moving c.s. zelf te kennen heeft gegeven dat er toen voldoende werk in haar branche voor handen was. Ook de stelling dat DPD gelet op artikel 28 (geschillenregeling) van de raamovereenkomsten gehouden was tot een redelijke en billijke oplossing te komen met Get Moving c.s. inzake een gerezen geschil tijdens de uitvoering of beëindiging van de overeenkomsten waaraan DPD volgens Get Moving c.s. geen medewerking heeft willen geven, baat haar niet. Een dergelijk beding houdt immers geen resultaatsverplichting in. De vordering van Get Moving c.s. wordt daarom afgewezen.
4.9.
Get Moving c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van DPD worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 4.131,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
6.428,00(2,0 punten × tarief € 3.214,00)
Totaal € 10.559,00
4.10.
veroordeelt Get Moving c.s. als gezamenlijk optrekkende eisers in de proceskosten, aan de zijde van DPD tot op heden begroot op € 10.559,00 te vermeerderen met de wettelijke rente, zodat op ieder slechts een gelijk breukdeel kan worden verhaald.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Get Moving c.s. in de proceskosten, aan de zijde van DPD tot op heden begroot op € 10.559,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na wijzen van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2022.