ECLI:NL:HR:2025:700

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
22/02212
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over WOZ-beschikking en stelplicht in belastingrechtelijke context

In deze zaak heeft het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Midden-Groningen beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 mei 2022. De zaak betreft een WOZ-beschikking voor het jaar 2016, waarbij het College in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland. Het College, vertegenwoordigd door advocaat S. Walstra, heeft de Hoge Raad verzocht om de uitspraak van het Hof te vernietigen. Belanghebbende, [X] B.V., vertegenwoordigd door advocaat O.M. Menger, heeft een verweerschrift ingediend en de zaak schriftelijk toegelicht door R.T. Wiegerink.

De Advocaat-Generaal R.J. Koopman heeft op 8 december 2023 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en vastgesteld dat deze slagen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven, en de Hoge Raad heeft besloten tot verwijzing voor nader onderzoek. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/02212
Datum2 mei 2025
ARREST
in de zaak van
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE MIDDEN-GRONINGEN
tegen
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 mei 2022, nr. 20/00885 [1] , op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Midden-Groningen tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 17/3925) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2016.

1.Geding in cassatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Groningen (hierna: het College), vertegenwoordigd door S. Walstra, advocaat te Amsterdam, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door O.M. Menger, heeft een verweerschrift ingediend.
Namens partijen is de zaak schriftelijk toegelicht, voor het College door S. Walstra, voor belanghebbende door R.T. Wiegerink, advocaat te Den Haag. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op de schriftelijke toelichting van het College.
De Advocaat-Generaal R.J. Koopman heeft op 8 december 2023 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie. [2]
Zowel het College als belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen slagen op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 22/02213, ECLI:NL:HR:2025:619. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een nader onderzoek met inachtneming van onderdeel 5 van het hiervoor genoemde arrest.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof, en
- verwijst het geding naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris, M.T. Boerlage, A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2025.