Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
22 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 november 2022. De verdachte, geboren in 1973, was betrokken bij de invoer van 250 kg cocaïne en de voorbereidingshandelingen daarvoor. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door de advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo. De advocaat-generaal E.J. Hofstee concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de duur van de gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM, was overschreden, omdat de stukken te laat door het hof waren ingezonden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 45 maanden naar 43 maanden. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.