ECLI:NL:HR:2025:618
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vennootschapsbelasting en belastingrente in de zaak van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [X] B.V. en de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 juli 2022, waarin een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2013 en een beschikking inzake belastingrente aan de orde waren. Zowel de belanghebbende, vertegenwoordigd door advocaten B.J. Rubbens en T.C. Gerverdinck, als de Staatssecretaris hebben beroep in cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep van de Staatssecretaris en ongegrondverklaring van dat van de belanghebbende. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het middel van de Staatssecretaris slaagt op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest van dezelfde datum, en dat de uitspraak van de Rechtbank niet in stand kan blijven. De zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.