Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
15 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 oktober 2022. De verdachte, geboren in 1988, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat M.J.N. Vermeij heeft namens de verdachte cassatiemiddelen voorgesteld. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft het tweede cassatiemiddel beoordeeld, dat onder meer klaagt over de ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij, [A] B.V. Het hof had niet vastgesteld of [betrokkene 1], die namens de benadeelde partij de vordering had ingesteld, daartoe bevoegd was. De Hoge Raad oordeelt dat het cassatiemiddel faalt, met verwijzing naar de redenen in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2025:523).
Bij de beoordeling van de overige cassatiemiddelen heeft de Hoge Raad vastgesteld dat deze ook niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 26 weken naar 25 weken. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.