De (in het Europese deel van Nederland geldende) Advocatenwet plus gedelegeerde regelgeving en de (in Caribisch Nederland geldende) Advocatenwet BES, vertonen op het punt van de aan advocaten te stellen beroepseisen overeenkomsten en verschillen, die als volgt kort kunnen worden samengevat.
De allereerste gemeenschappelijke eis is het met goed gevolg afgelegd hebben van een afsluitend examen van een universitaire opleiding in het wetenschappelijk onderwijs op het gebied van het recht, waarna de graad Bachelor en tevens de graad Master in het recht zijn verleend. Verder is zowel in Europees als Caribisch Nederland voorzien in een verplichte driejarige stage onder leiding van een patroon, af te sluiten met een stageverklaring. Ook voorziet de regelgeving aan beide kanten van de oceaan in tuchtrechtspraak in twee instanties. Hiermee zijn de overeenkomsten opgesomd.
De verschillen blijken uit de volgende punten die in Europees Nederland wel zijn voorgeschreven en in Caribisch Nederland niet:
- meerjarige beroepsopleiding, af te sluiten met tentamens/examen;
- permanente educatie;
- van rechtswege aansluiting bij de orde van advocaten, die een publiekrechtelijk lichaam is met verordenende bevoegdheid (tegenover, op Bonaire, een orde van advocaten die een vereniging is, waaraan geen verordenende bevoegdheid toekomt en waarvan het lidmaatschap niet verplicht is);
- extra vakbekwaamheidseisen, bestaande uit toetredingseisen en permanente eisen van scholing en praktijk, om advocaat bij de Hoge Raad in burgerlijke zaken te kunnen worden. (rov. 4.2)
De (Nederlandse) Advocatenwet is niet van toepassing doordat [eiser] niet is ingeschreven op het tableau van de NOvA. [eiser] kan dus geen beroep doen op art. 9j Advocatenwet. De Advocatenwet BES is wel van toepassing. Daarin ontbreekt een vergelijkbare bepaling over toegang tot de cassatiebalie. (rov. 5.6)
De situatie van de Bonairiaans-Nederlandse advocaat en van de Europees-Nederlandse advocaat is vergelijkbaar omdat ze hetzelfde beroep uitoefenen, na een driejarige stage onder leiding van een patroon te hebben doorlopen, en ze allebei onderworpen zijn aan tuchtrechtspraak in twee instanties. Beiden vervullen eenzelfde (belangrijke) rol in de rechtsbedeling in Nederland. Er is dus sprake van gelijke gevallen. (rov. 5.8)
Het is duidelijk dat sprake is van ongelijke behandeling. Elke Europees-Nederlandse advocaat (behalve een stagiaire) kan beginnen aan een opleidingstraject om civiel cassatieadvocaat te worden. Een Bonairiaans-Nederlandse advocaat kan dat niet. [eiser] wordt ongelijk behandeld doordat hij, anders dan de Europees-Nederlandse advocaat, voor de tweede keer een driejarige stage zou moeten doorlopen en de beroepsopleiding zou moeten volgen en afronden, terwijl hij al een ervaren advocaat is. (rov. 5.9)
Voor deze ongelijke behandeling bestaat een objectieve en redelijke rechtvaardiging. Zoals de Staat heeft aangevoerd, hangt de organisatie van de advocatuur op Bonaire samen met de rechterlijke organisatie in de Caribische delen van het Koninkrijk, hetgeen onder meer blijkt uit de art. 1 en 2 Advocatenwet BES. Ingevolge de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie is voorzien in rechtspraak in eerste aanleg door vier gerechten. Deze rijkswet voorziet verder in rechtspraak in hoger beroep door het hof. De respectievelijke Advocatenlandsverordeningen van Curaçao, Aruba en Sint Maarten en de Advocatenwet BES zijn (nagenoeg) gelijkluidend. Het hof houdt één advocatenlijst bij voor al deze gebieden samen. (rov. 5.11)
De maatschappijen in deze gebieden zijn in (sociaal)geografisch, demografisch en sociaaleconomisch opzicht, en in schaalgrootte, in hoge mate vergelijkbaar met elkaar. Tegelijkertijd verschillen alle vier – eigenlijk alle zes – gebieden zeer van de Europees-Nederlandse maatschappij. De rechtzoekenden in deze gebieden die zich willen laten bijstaan door een advocaat – er is geen verplichte procesvertegenwoordiging – worden bediend door de bij het hof ingeschreven advocaten, van wie sommigen (zoals [eiser]) in meer dan een van de vier/zes gebieden werkzaam zijn. (rov. 5.12)
Aldus is sprake van een fundamenteel andere wijze van rechtsbedeling in Caribisch Nederland dan in Europees Nederland. Op dit punt onderscheidt Caribisch Nederland zich wezenlijk van Europees Nederland, zoals bedoeld in art. 132a Grondwet. Daarom is een andere regeling en organisatie van de advocatuur gerechtvaardigd. Deze sluit aan bij en weerspiegelt het bedoelde wezenlijke verschil in de wijze van rechtsbedeling tussen Caribisch Nederland en Europees Nederland. Onderdeel daarvan is een andere benadering bij het in aanmerking komen voor de civiele cassatiebalie van de advocaat in Bonaire in vergelijking met die in Nederland. (rov. 5.13)
De ratio van de Wet versterking cassatierechtspraak is het verbeteren van de kwaliteit van de cassatieschrifturen om de Hoge Raad in staat te stellen zijn kerntaken adequaat uit te oefenen. Het stellen van kwaliteitseisen op het gebied van vakbekwaamheid en toezicht dient dus een legitiem doel. Het hof acht het gemaakte onderscheid een passend middel om dit doel te bereiken en niet disproportioneel. (rov. 5.14)
Hier komt het volgende bij. Als de Staat het verschil in behandeling zou willen elimineren, zal de Nederlandse wetgever samenwerking moeten zoeken met de wetgevers van Aruba, Sint Maarten en Curaçao. Een alleen voor Caribisch Nederland (BES) geldende wijziging is namelijk niet goed denkbaar, gezien de eenvormige rechtelijke organisatie in de voormalige Nederlandse Antillen en de daarmee nauw samenhangende organisatie van de advocatuur neergelegd in de Advocatenwet BES en de gelijkluidende Advocatenlandsverordeningen van Aruba, van Sint Maarten en van Curaçao. (rov. 5.15)
De slotsom luidt dat het gerecht de vorderingen van [eiser] terecht heeft afgewezen. (rov. 5.16)