Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
4 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 april 2025 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Eastern Horizon Group Netherlands B.V. (EHG-NL) tegen Volkswagen Aktiengesellschaft. EHG-NL, vertegenwoordigd door advocaat R.L.M.M. Tan, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 19 december 2023 werd gewezen. De zaak betreft een geschil over de geldigheid van een vaststellingsovereenkomst en de vraag of artikel 7 lid 1 van de Brussel I-bis verordening ook betrekking heeft op de geldigheid van overeenkomsten. De Hoge Raad heeft de klachten van EHG-NL over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van EHG-NL verworpen en EHG-NL veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.