ECLI:NL:HR:2025:42

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
24/03539
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Wet langdurige zorg

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2025 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 augustus 2024, nr. 23/2284 WLZ. De Centrale Raad van Beroep had eerder een uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Rechtbank Rotterdam (19/5492) met betrekking tot een besluit op grond van de Wet langdurige zorg. Belanghebbende had ook een verzoek ingediend om schadevergoeding op basis van titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep niet kunnen slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, gebruikmakend van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 10 januari 2025.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/03539
Datum10 januari 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
het CENTRUM INDICATIESTELLING ZORG
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 augustus 2024, nr. 23/2284 WLZ [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (19/5492) betreffende een besluit op grond van de Wet langdurige zorg en het verzoek van belanghebbende om schadevergoeding als bedoeld in titel 8.4 van de Awb.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2025.