ECLI:NL:HR:2020:369

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
28 februari 2020
Zaaknummer
19/02301
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beklag inzake beslag op smartphones en de teruggave van gegevens

In deze zaak gaat het om een beklagprocedure betreffende de inbeslagname van twee smartphones van de klager, die verdacht werd van oplichting. De rechtbank Den Haag had eerder geoordeeld dat de klager niet-ontvankelijk was in zijn beklag, omdat de in beslag genomen smartphones inmiddels aan hem waren geretourneerd. De klager had echter ook verzocht om teruggave van de gegevens die door de politie van de smartphones waren gekopieerd en nog bij de politie lagen. De rechtbank oordeelde dat zij enkel bevoegd was om te beslissen over voorwerpen die in beslag waren genomen en dat de verweren over de onrechtmatigheid van het maken en achterhouden van kopieën van data in de strafzaak zelf behandeld konden worden.

De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd, omdat de rechtbank zich niet had uitgelaten over de vraag of er daadwerkelijk kennis was genomen van de gegevens die op de smartphones waren opgeslagen. De Hoge Raad oordeelde dat smartphones als geautomatiseerde werken worden beschouwd en dat het beklag ook betrekking kan hebben op de kennisneming of het gebruik van gegevens die zijn opgeslagen op deze apparaten. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank Den Haag voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02301 B
Datum3 maart 2020
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 9 april 2019, nummer RK 19/412, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft J.Y. Taekema, advocaat te 's‑Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Den Haag, teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de niet-ontvankelijkverklaring door de rechtbank van het beklag voor zover dat is gericht tegen de teruggave van de gegevens uit de inbeslaggenomen smartphones die zich na uitlezing van die telefoons nog bij de politie bevinden.
2.2
De beschikking van de rechtbank houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
(...)
strekkende tot teruggave van twee mobiele telefoons inclusief de zich daarop bevindende data en de eventuele data uit genoemde telefoons die zich na uitlezing van de telefoons nog bij de politie bevindt, aan klager.
(...)
Beoordeling van het beklag.
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het beklag. Het klaagschrift is tijdig ingediend.
Vast staat dat bedoelde telefoons op 30 december 2018 onder klager in beslag zijn genomen en dat deze aan klager in eigendom toebehoren.
Gebleken is dat de inbeslaggenomen telefoons, inclusief de daarop bevindende data, inmiddels aan klager zijn geretourneerd. Derhalve rust er geen beslag in de zin van artikel 552a Sv meer op en zal de rechtbank klager wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
Door klager is ter terechtzitting ook de teruggave van de data uit die telefoons, die is gekopieerd bij de politie en daar mogelijk nog ligt, verzocht. Klager verzoekt hierom omdat dit privé gegevens betreffen die hij niet wenst prijs te geven. De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 552a Sv enkel bevoegd is om te beslissen over voorwerpen die (onder klager) in beslag zijn genomen. De voorwerpen die onder klager in beslag zijn genomen zijn aan hem geretourneerd. Verweren met betrekking tot de mogelijke onrechtmatigheid van het maken en achterhouden van kopieën van de data door de politie liggen, kunnen bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen klager worden gevoerd.
Beslissing.
De rechtbank verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.”
2.3
De rechtbank heeft geoordeeld dat zij op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) enkel bevoegd is om te beslissen over voorwerpen die (onder de klager) in beslag zijn genomen, dat de voorwerpen die onder de klager in beslag zijn genomen aan hem zijn geretourneerd en dat verweren met betrekking tot de mogelijke onrechtmatigheid van het maken en achterhouden van kopieën van data bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen de klager kunnen worden gevoerd. De rechtbank heeft het beklag daarom niet-ontvankelijk verklaard. Artikel 552a lid 1 Sv voorziet evenwel in het doen van beklag over de kennisneming of het gebruik van gegevens, opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk en vastgelegd bij een onderzoek in zodanig werk (vgl. HR 24 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:71). Smartphones zijn geautomatiseerde werken (vgl. HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:584).
In het licht hiervan is het oordeel van de rechtbank niet zonder meer begrijpelijk, in aanmerking genomen dat de rechtbank zich niet heeft uitgelaten over de vraag of daadwerkelijk is kennisgenomen of gebruikgemaakt van uitgelezen gegevens die in de smartphones waren opgeslagen en die zijn vastgelegd bij een onderzoek daarin.
2.4
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 maart 2020.