ECLI:NL:HR:2025:386
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gedateerd 27 november 2024. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen de uitspraak met nummer 202305332/1/A2. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke bepalingen zijn die het mogelijk maken om beroep in cassatie in te stellen tegen uitspraken van de bestuursrechter in deze specifieke situatie. Dit betekent dat de Hoge Raad niet bevoegd is om het beroep in cassatie te behandelen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken, wat betekent dat de kosten van de procedure niet aan een van de partijen worden opgelegd. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.