ECLI:NL:HR:2025:386

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
25/00021
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gedateerd 27 november 2024. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen de uitspraak met nummer 202305332/1/A2. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke bepalingen zijn die het mogelijk maken om beroep in cassatie in te stellen tegen uitspraken van de bestuursrechter in deze specifieke situatie. Dit betekent dat de Hoge Raad niet bevoegd is om het beroep in cassatie te behandelen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken, wat betekent dat de kosten van de procedure niet aan een van de partijen worden opgelegd. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer25/00021
Datum14 maart 2025
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 november 2024, nr. 202305332/1/A2 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Op grond van artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als deze. Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2025.