ECLI:NL:HR:2025:371

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
23/05013
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord en andere strafbare feiten in Rotterdam met betrekking tot een liquidatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 20 december 2023. De verdachte, geboren in 1988, was betrokken bij een liquidatie in Rotterdam in 2020, waarbij hij een ander op een openbare weg in een woonwijk heeft geliquideerd terwijl hij met zijn vrouw de hond uitliet. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van moord, het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en munitie, brandstichting van de bij de liquidatie gebruikte auto, en diefstal van die auto met valse sleutels. De strafmotivering van het hof resulteerde in een gevangenisstraf van 21 jaren. De verdachte stelde dat het hof artikel 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) had geschonden door geen rekening te houden met de nadelige gevolgen van de nieuwe VI-regeling voor hem. Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij voor gederfde inkomsten en de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad verwerpt het beroep zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/05013
Datum18 maart 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 20 december 2023, nummer 22-001834-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat in Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.B. Trotman en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 maart 2025.