ECLI:NL:HR:2025:307
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2015 tot en met 2017
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende, [X], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 juni 2024, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld. De Rechtbank had in deze eerdere uitspraken de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting voor de jaren 2015 tot en met 2017 bevestigd.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet gegrond zijn. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft uiteindelijk besloten het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat het beroep zonder verdere motivering is afgewezen.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president J.A.R. van Eijsden, samen met de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op 21 februari 2025.